De politie, uw beste vriend. Waakzaam en dienstbaar.
En nee, ik ga nu geen verhandeling geven over mijn laatste boete, want die dateert alweer van 3 jaar geleden, en was afkomstig van een volledig geautomatiseerd systeem, en niet door een stoute pliesieman.
De politie in Almere besloot om voor de jeugd een dag te organiseren waar kinderen kennis konden maken met de politie, de brandweer, de handhaving en de DJI.
Kinderen mochten op de foto als echte boef, ze mochten spuiten met een heuse brandweerslang, en even in een arrestantenwagen plaats nemen. Voor de meegekomen ouders was er weinig te doen. Ik stelde nog voor dat ze me zouden taseren, gewoon omdat ik wel benieuwd ben naar hoe zoiets voelt, maar dat werd me door Ilse afgeraden.
En toen was het moment daar: die hele kudde kinderen mocht op de vlucht voor de politie, de wijk door. En degenen die terugkwamen zonder gepakt te zijn, kregen een heuse medaille. Dolle boel.
Jente ging erheen met een vriendinnetje, en ze kwamen allebei terug. Wat verwilderd, en in het bezit van slechts 2 van de 4 stempels die ze moesten verzamelen, maar ongepakt.
En een hele leuke middag rijker.
Voor ons als ouders was het een paar uurtjes betrekkelijke rust. Ik zeg betrekkelijk, want de ingevlogen DJ draaide muziek met teksten die ik persoonlijk weinig geschikt acht voor kinderen van die leeftijd, maar dat leverde bij ons wel een grote grijns op. Wij houden wel van een beetje ironie.
Ik behoor niet tot het volk dat de politie een kwaad hart toedraagt. Voor mij geen ACAB op mijn auto gestickerd. Ik ga slecht op autoriteit, maar ik zie absoluut dat onze maatschappij (en de hele wereld voor wat dat betreft) baat heeft bij een goed werkend politie-apparaat.
Zijn ze mijn beste vriend? Nee, zeker niet. Maar als hier de pleuris uitbreekt, ben ik toch verdomde blij dat ze er zijn. En iedereen die roept dat hij/zij/het het zelf wel oplost, liegt, overschat zichzelf.
Is de politie hopeloos onderbemand en slachtoffer van waanzinnige bezuinigingen? Ja, dus het waakzame en dienstbare komt aardig in het gedrang. Kwestie van verkeerde politiek. Al jaren.
Maar als het erop aankomt, zijn ze er wel. Misschien niet voor een gestolen fiets, helaas, maar wel als jouw kind uit een autowrak geknipt moet worden.
En met dit soort dagen, dat de politie daadwerkelijk een goede stap zet in de richting van de komende generaties harde werkers, krijgen ze van mij toch dat stukje extra credit. Want je zou ook kunnen zeggen: Suh MoETeN BoEfuH FangUH!!!11!1one!1 En: FaN MijN bULasTiNGcEnTUH!1!11!!one!
Ja, dat klopt. Maar het geeft een wat beter beeld van de politie aan die kinderen, dan sommige ouders hun kroost meegeven. En dat kan echt geen kwaad. Dus dat ze dit doen, ook op mijn kosten: dikke prima!one1!
Bij terugkomst, en na het incasseren van haar medaille, werden Jente en haar vriendin voor de camera gesleept van het lokale brandweer personeelsblad. Of ze wat vragen wilde beantwoorden.
Of ze het leuk vond: JA!!!
Of ze het volgend jaar weer mee ging doen: NEE!!!
Sociaal misschien wat minder treffend, die laatste, maar zoals Jente is: volslagen eerlijk. Of ze nu in beeld komt bij het brandweer personeelsblad: ik betwijfel het ten zeerste. We moesten er wel hartelijk om lachen.
Wat wij loeder-ouders dus ook wel hadden moeten zien aankomen: Jente en haar vriendin weigerden gewoon om vals te spelen. We werden zelfs rologend aangekeken toen we ze allemaal tips en tricks wilden geven om de politie te snel en of te slim af wilden zijn. Nee, ze wilden eerlijk winnen, en anders maar niet.
Wauw, die kinderen zijn al kansrijker zonder ons dan met ons. Grote klasse, ik denk dat de opvoeding geslaagd is, ze kan op zichzelf gaan. Komt helemaal goed.
Ik vertelde al dat ons domeintje een exquise selectie aan fauna herbergt. Maar ook een veel minder exquise selectie aan tegels, stenen, betonnen brokken, en rotzooi.
Dat die twee uiteindelijk met elkaar een symbiose aan zijn gegaan, was onvermijdelijk. De natuur is ten slotte sterker dan wij. Hoe dan ook.
En wat gebeurt er dan: we verdelen de rotzooi in categorieën. Bewaren of weg. Dat bewaren, is om later te verplaatsen.
Zo heeft mijn schone vader een heleboel van die brokken beton en stenen dusdanig verplaatst dat de folie van de vijver niet meer zo in het oog springt. En tussen die stenen, kan ik later weer vijverplanten kwijt.
Ilse trof twee "betonnen bielzen" aan. Die wilde ze wel bewaren om een stevig afstapje van te maken. Een erg goed idee. Want die betonnen bielzen zijn stevig, zijn praktisch, loodzwaar en dus is het handig om die niet meteen weg te gooien.
Maar goed. Omdat onze ruggen nu eenmaal zo hun limiet hebben, bleven die "betonnen bielzen" lekker liggen waar ze lagen. Op een vreemde plek, waar ze verder nog niet in de weg lagen, terwijl wij bezig waren met andere zaken.
Andere zaken werden afgerond, en zo kwamen we toch eraan toe om die loodzware krengen naar hun eindbestemming te brengen.
Even een mentale oppepper. Diep inademen. Alle kracht concentreren op dat zware stuk beton.
Vanje 1....
Vanje 2....
En vanje....HOPPA!!!!
En daar vloog ik bijna achterover op mijn kont. Mét "betonnen biels" en al.
Die kieperde zomaar ondersteboven, niet gehinderd door zijn enorme gewicht.
Want dat was er niet. Het bleek een holle, betonkleurige plantenbak. Van asbest. Dat dan wel.
Hé fijn. Na alle troep, ook nog asbest in je tuin. Lekker man.
Wij waren niet de enigen die misnoegd naar die bakken stonden te staren. Want onder die bak, had Simon een fijn plekje gevonden om te overwinteren. Simon is een salamander. Die lag nog helemaal groggy in zijn hoekje, maar nu zonder dak. Want dat hadden we boven zijn hoofd weggerukt.
Wat sneu. Dat arme beest had eindelijk een rustig en veilig plekje gevonden om te overwinteren, komen er twee van die enorme reuzen om je winterhuis ondersteboven te kegelen.
Schoonvaders wist er wel raad mee.
Nee, hij ging Simon niet volgens de regelen der kunst villen, fileren en grillen. Geen zorgen wat dat betreft.
Het werd eigenlijk nog veel lulliger: hij pakte Simon op, en onder het motto: hij vindt wel een veilig plekje, zette hij Simon in de vijver. Waar Simon prompt al bubbelend naar de bodem zakte. Simon was namelijk nog steeds groggy en half in winterslaap. Dus Simon was helemaal niet bezig met aardse zaken zoals zwemmen.
Dat betekende reddingspoging 2. Want ik vond het toch wel erg kras om Simon eerst van zijn huis te beroven, om hem vervolgens met een groots gebaar te laten verzuipen in de vijver. Dat kan niet.
Dat kan echt niet. Simon uit het water gegraaid en tussen de stenen aan de rand van de vijver gezet.
Ik denk dat Simon de komende winter in zijn dolste dromen een kookboek gaat schrijven: 1001 recepten voor het bereiden van mensenvlees.
Ons huisje heeft een vlierinkje. Dat is niet hoog, max 40 of 50 centimeter. Net aan hoog genoeg om wat kabels te verbergen, wat platte rotzooi.
Sommige mensen schijnen daar een slaapplek te hebben gemaakt voor hun ongetwijfeld ondervoedde kroost, maar verder kun je er alleen wat prulletjes kwijt, die je anders ook kwijt zou raken.
Een dakje dat hemelwater afvoer wat makkelijker maakt, maar meer is het niet.
Omdat we toch fysiek gezien wat centimeters tekort komen, was het hoe dan ook wel handig als er een laddertje zou komen. Ten slotte waren we ook wel heel benieuwd welke 'schatten' er nog zouden liggen (dat bleek onder andere een ouwe WC bril te zijn, wát een vondst!).
Ons huishoudtrappetje kwam serieus te kort, dus we startten een zoektocht op marktplaats. Wie of wat kon ons een handig trappetje verpatsen.
Dat bleek een vriendelijke snuiter uit het pittoreske Weesp te zijn.
Het biedingsproces verliep soepel, en ik kon van de week in de avond het trappetje komen halen.
Dát bleek ook al zo'n avontuur.
Het centrum van Weesp is namelijk in de avond simpelweg één donker gat. Het slurpt alle licht op, en dat verdwijnt in het grote NIETS. Het was gewoon doodeng. Halloween was er niks bij.
Het was zó donker, dat ook fietsers en voetgangers die wél de tegenwoordigheid van geest hadden zichzelf min of meer zichtbaar te maken, zonder pardon onder mijn wielen tot moes gereden werden.
Maar goed, de aanhouder wint, mijn navigatie leidde me kundig door het zwarte duister en ik kon van de (heel vriendelijke) meneer de trap meenemen.
Die komt beslist niet tekort. Nu kunnen we de vliering op en bekijken wat er allemaal aan waardevolle al dan niet geroofde kunstschatten liggen.
Waarschijnlijk laten we dit door Jente doen, want wij passen simpelweg niet op dat vlierinkje, en Jente wel. Nu nog zien dat we haar zover krijgen dat ze dat doet. Eens kijken welke beloning we er tegenover zetten.
Dat zal overigens geen sinecure zijn, want net zoals Weesp bij nacht, is ons vlierinkje volgens mij nauwelijks voorzien van functionele verlichting, en zullen we Jente met een schijnwerpers van vliegveld-kwaliteit naar boven moeten sturen, om te voorkomen dat we haar kwijtraken en we speurhonden naar boven moeten sturen om haar te redden.
Goed, dit alles geschreven te hebben, staat uw weekend te beginnen, het mijne eindigt. Ik wens eenieder een heel erg mooie toe.
Van alles veel, en dáár een beetje van.
donderdag 23 oktober 2025
Prinsemarij, Simon en het grote zwarte niets.
vrijdag 17 oktober 2025
Domaine du Jean Pierre
Ons huisje.
Voorlopig heeft het als werktitel: "Domaine du Jean Pierre".
In het Frans, want we zijn nu wel chique landeigenaren.
En het klinkt toch beter dan: We leven als in een huishouden van Jan Steen, en dat nemen we er mee heen. Of zo.
Het was al een uitgewoonde bende toen we het kochten, en het tuintje is op zijn zachtst gezegd niet van iemand geweest die veel plezier of talent had in en voor tuinieren. Vreemd. Want je koopt zoiets toch om juist te gaan tuinieren, zou je zeggen. Of zou er meer achter hebben gezeten?
Toen we met de verkoper in gesprek waren, woonde er iemand die er wat wilde ideeën op nahield wat hygiene betreft.
De man had een enorme hoeveelheid schoonmaakmiddelen in het huisje staan. Waarschijnlijk dacht hij dat als je maar genoeg van dat spul hebt, je hut op magische wijze vanzelf wel schoon wordt. Dat is een misvatting, getuige het feit dat na een week schrobben, soppen, boenen, bezemen, poetsen en lappen, het huisje nog steeds niet helemaal af is. Ja, of de beste man was van plan om een exotische, doch vuile, maar zeker weten erg krachtige bom te maken. Dat zou zeker kunnen, gezien de spectaculaire hoeveelheid.
Langzaam maar zeker wordt het echter wat, en gelukkig zijn Ilse en haar moeder onverdroten in hun harde werken om het leefbaar en "ons" te maken.
Ondertussen zit ik niet stil.
Samen met mijn schoonvader zijn we een soort van transportbedrijf in tuinafval begonnen. Karrevrachten vol takken, struiken, wortelen, bladeren, stronken, stenen en andersoortige troep voeren we af naar de daartoe bestemde houtwallen en takkenbossen. Die worden eens in de zoveel tijd ter plaatse versnipperd, en die houtsnippers nemen we op de terugweg weer mee. Want daarmee gaan we de hardnekkige, lelijke, ongewenste entiteiten die de bodem hebben overgenomen te lijf.
En zo langzamerhand komen we op het punt dat we de jungle geen jungle meer hoeven te noemen. Onontgonnen gebied. Misschien dekt dat de lading wat beter. Ik zie gras, ik zie kruiden. En zo her en der zelfs een plant die ik wel wil houden.
Maar uiteraard: ik wil mijn spade de grond in rammen om die plant er netjes uit te halen, om hem te verplaatsen, ligt er een tegel vlak naast, en dreunt de klap tot in mijn diepste vezels door. Zo hard dat mijn vullingen in mijn kiezen nog uren na trillen. Godver.
Zo'n fantastische dooie mus die ik voor mijn kiezen kreeg: één van die bodembedekkers is wilde aardbei. Dat wilde zag ik even niet, mijn schoonvader hielp me uit de droom: die dingen zijn niet te vreten.
Een andere dooie mus, was niet zozeer een mus maar een aalscholver. Beest was heel groot. Heel erg gemummificeerd geraakt en hartstikke dood. Zag er nogal gruwelijk uit. Mijn schoonvader wierp het ding achteloos onder de conifeer, maar later realiseerde ik me dat als Jente dat ooit vindt, we een hele klus krijgen aan het afbellen van alle hulpdiensten. Dat kind gaat het waarschijnlijk dusdanig op een krijsen zetten dat iedereen van wie de trommelvliezen niet meteen ontsnapt zijn, gelijk de politie, kinderbescherming, brandweer en explosieven opruimingsdienst belt. (Die laatste is gezien de hoeveelheid chemische goedjes voor de grondige explosievere schoonmaak, misschien de enige die nog enigszins nuttig zou kunnen zijn).
De kikkers en salamanders waren, tot wij eigenaar werden, eigenlijk heer en meester over de vijver maar sinds onze komst, heb ik het idee dat ze enorm de schurft aan ons hebben. We hebben de vegetatie rond de vijver weg gekapt, de ergste troep eruit gevist, en dat heeft hun leefomgeving danig overhoop gehaald. Voeg daaraan toe dat ik meermalen bijna op zo'n kikker ben gaan staan, en u kunt zich voorstellen dat ze me met veel misnoegen aanstaren, vanuit het water.
Een veel minder dooie mus, simpelweg omdat het beest van tin is gemaakt: een asbak in de vorm van een eend. Nu weet ik al een hele poos wat je allemaal met eenden doen kan. Eendenpaté. Eendenborst op zijn Frans, pekingeend op zijn Chinees, dox op zijn Surinaams. Allemaal ernstig lekker.
Markies de Sade bedacht weer heel andere dingen die je met een eend kan doen, ik zal geen beschrijving geven, dat mag u zelf opzoeken.
En uiteraard: in Nederland rijdt zeker volk in een eend.
Een asbak echter kende ik nog niet. Wel leuk: je trekt dat beest uit elkaar, gooit je peuk erin, en met een beetje goeie wil, zie je nog een sliertje rook uit zijn achterste komen, voordat de peuk dooft. Toch nog een beetje markies de Sade?
Die asbak is deel van de inboedel die we overnamen. En die inboedel is een soort van schatkist op zich. Enorm veel zooi die je na vluchtige inspectie weg sodemietert, maar qua gereedschap bijvoorbeeld is het serieus een enorm goeie koop geweest. Van elektrische heggenscharen en overig gereedschap van A+kwaliteit tot handgereedschappen die nieuw nagenoeg onbetaalbaar zijn. En veel in duplo of zelfs triplo. Onder het motto: "Ouwe meuk is leuk" zijn we gelukkig nog niet eens op de helft van het uitzoekwerk. Want ik ontdek steeds meer prachtige meuk. En bruikbare zaken. Het zou me niet verbazen als we onder alle tinnef de verloren gewaande kelk van Jezus zelf terugvinden. Of zo.
De eerste dagen dat we er mee bezig waren, was ik voornamelijk bezig met het eindresultaat. En hoe en wat. En het perfecte plaatje. En langzaam besloop me het gevoel dat we ons veel te veel op de hals gehaald hadden. Dat dit nooit zou lukken binnen twee weken. Dat dit een kansloze zaak zou kunnen worden. Ten slotte: heel veel ervaring, kennis en kunde hebben we niet.
Het was vooral mijn schoonmoeder, die me op treffende wijze met twee voeten op aarde terug zette: gaat niet gebeuren, niet dit jaar. Niet volgend jaar. En ik moest vooral stoppen met daarnaar streven. Alles op zijn tijd. Een project per keer. En niet perfect, maar leuk om te doen. En zo, dat je er lang van kan genieten. Tijdens de afbraak van wat er is, tijdens de opbouw en tijdens het resultaat.
Ja. En zo moet het zijn. Mijn opvoeding van perfectie, want minder is de moeite niet, zit me vaak in de weg. Maar dit domeintje, hier kan dat. Hier mag dat.
Dus nee, het wordt geen tuin voor in de tijdschriften. Rob Verlinden zal hier zijn rimpelige neus voor ophalen. Maar gelukkig is het er wel één voor in deze blog.
Mijn kruidenhoek, Jente's kruidentuin, de vijver met het waterstroompje, mooie planten, die een lust zijn voor het oog, afgewisseld met planten die een lust zijn voor de mond. Een plek waar we hopenlijk ooit kunnen genieten van egels, kikkers, vosjes, een ree en het gekwetter van vogels en het gezoem van bijen. Dat moet het worden.
En morgen is ook goed. Of overmorgen. En als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. En dat laatste wordt het, want er hoeft geen moeten te zijn.
Dat is wennen voor me, maar een prima oefening in loslaten van controle. Loslaten van het perfecte plaatje.
In groep 7 had mijn klas de "grapjesmeester". Meneer de Rooy. Leen de
Rooy. Een expert in dammen, een expert in op een leuke manier de klas
zover krijgen dat we zouden doen wat hij nodig vond. Enorm streng als
het moest. Maar over het algemeen ging er geen uur voorbij zonder dat
hij een grapje maakte.
Veel van geleerd, van die man.
Maar hij las ons ook voor uit de kinderboeken-serie "de Kameleon" van Hotze de Roos.
De
hoofdpersonen beleefden al hun avonturen in overal's en een petje.
Blauwe overal's. Als ze blauw bleven, want de hoofdpersonen belandden
nogal eens in het water, de modder of overige ellende waardoor het blauw
van hun overal niet meer als blauw herkenbaar was.
Het was een prachtige boekenreeks, naar mijn mening één van die dingen die vroeger wél beter was.
Maar
goed, toen het klussen kon beginnen, trok ik een paar kledingstukken
uit de kast, welke ik weinig meer droeg. Waar rare niet meer te
verwijderen vlekken in zaten, en waarin ik me dus niet publiekelijk meer
kon of wilde vertonen.
Dat kabbelde een dagje voort, tot ik van
mijn schoonvader een pakje kreeg. In het cellofaan zat een blauwe overal
uit de jaren '50. Ik wist niet eens dat ze ze nog maakten. En inmiddels
heb ik dat ding dus aan als ik bezig ben met scharrelen in en om het
hutje. Dagelijks. Ik loop er dus bij als een van de hoofdpersonen uit de
Kameleon.
Pet op mijn knar, en slepend met dat wat er te slepen valt. Alleen de boot ontbreekt dus.
De
kleding die ik had uitgekozen om te verraggen tijdens het klussen,
blijft dus min of meer in dezelfde conditie, en inmiddels ben ik tot de
conclusie gekomen dat één van de broeken die ik had uitgekozen voor dit
lot, dusdanig wijd is geworden dat ik er samen met Jente in pas, en dan
is er nog ruimte voor Colette om ongehinderd op en neer te klauteren.
Wanneer, waar en hoe ik die extra kilo's aan Marnix ben verloren mag
Joost weten, dat is niet tijdens het klussen gebeurd.
Toch even zeuren: ik wist uiteraard best dat het een behoorlijk helse klus zou worden. En ondanks dat morgen ook best is: de klusjes waarvan ik dacht dat het "een uurtje" zou duren, nemen veel meer tijd in beslag. Erg is dat niet. Waarom ook.
En als het niet Ilse, of mijn schoonouders zijn die me terugfluiten als ik te snel wil, dan heb ik nog een 4e persoon die me hardhandig wijst op het feit dat het allemaal wel in een versnellinkje lager kan: mijn lichaam.
Na een dagje genoeglijk klussen, en mezelf lekker negerend, komt er een moment dat mijn lijf me niet meer te missen signalen stuurt dat het klaar is. Mijn schouders, mijn knieën, mijn onderrug: ze schrijnen allemaal. Ik maak bewegingen waar mijn lijf na decennia van winterslaap, simpelweg niet meer op rekende. Verbijsterd moet mijn lijf totaal nieuwe bewegingen ondergaan en soms simpelweg opnieuw leren. Totale verstijving van sommige ledematen is regel en geen uitzondering meer.
Om vervolgens verontwaardigd te moeten constateren (én ondergaan) dat mijn hoofd gewoon nogmaals zo'n beweging wil, teneinde dat project tot een geslaagd einde te brengen.
Dus mijn lijf lijkt me vaak stomverbaasd aan te kijken, en moet dan maar morrend akkoord gaan met het enige dat ik kan verzinnen om er tegenover te stellen: een hete douche.
Maar ja, laat ik het zeuren even relativeren: dat komt nu eenmaal bij zo'n project. En ik moet ook zeggen: het is voor mijn zielenrust een erg goede oefening is loslaten, en leegmaken. Ik kan even alledaagse stress en prikkels gewoon loslaten en verliezen in het klussen. En nu al merk ik dat dat dus wel enorm goed werkt. Ik gok erop dat er een moment komt dat mijn lichaam snapt dat mijn geest dat nodig heeft, en eraan gewend raakt.
Ik schreef nog niet zo gek lang geleden hoe ik in het ziekenhuis mijn trouwring van mijn vinger verloor, die tijdens het afdrogen van mijn handen, enthousiast rinkelend, op zoek naar de vrijheid, in de houder van de toiletborstel verdween. Best ranzig. Best deuzig.
Een dergelijke stunt haalde diezelfde trouwring met me uit, toen ik na het handen wassen mijn handen droogde, en mijn ring van mijn vinger in de gereedstaande prullenbak flikkerde.
Lang leve het medicijn dat mijn bloedsuiker op acceptabele waarden houdt, maar mijn eetlust tot ver onder het vriespunt doet zakken. Mijn vingers worden dun als "haricots verts" (gewoon een trucje om te klein geoogstte sperziebonen voor grof geld te verpatsen).
Omdat ik toch enigszins ongemakkelijk werd van het idee om met mijn handen in de tuin te graven en dan ergens onder de knoflook of salie mijn trouwring ongewild te begraven én omdat één van mijn zegelringen voor het gemak ook maar mee ging doen met deze bespottelijke ontsnappingspogingen, ging ik mijn licht opsteken bij een juwelier. De man bood aan om mijn ringen te verkleinen. Zul je net zien. Zijn die ringen weer enigszins pas om mijn vingers, komt er toch weer gewicht aan en moet ik met lede ogen toezien hoe die ledematen langzaam afgekneld worden. Dus dat vond ik een wat weinig zinvolle excersitie.
Ik wilde in eerste instantie iets hips. Iets van leer en hout of steen. Maar dat werd me ontraden. Want zo'n ring daar omheen zou het leer vrij snel verslijten. Dus toch zilver.
Een zilveren ketting, en daar mijn ringen maar omheen, wachtend tot ik weer wat aan kom.
Een kadootje voor mezelf. Want de ketting is op zich best nog aardig gelukt.
Is ook wel aardig van levensbelang.
Mannen die hun trouwring niet omhebben, zijn dus voor het oog niet getrouwd en kunnen schuinsmarcheren. En zodra hun echtgenote daar dan achterkomt, is het einde oefening. Meestal in een (v)echte scheiding, soms eindigt de man onder de zoden.
En zul je net zien: heeft Ilse mij koud gemaakt omdat ik mijn trouwring verloor, vindt ze tijdens het graven van mijn graf onder de knoflook die trouwring weer terug. Toch wat ongemakkelijk voor alle partijen.
Hoe dan ook: dit alles weer aan het wereld wijde web te hebben toevertrouwd, wens ik eenieder een goed weekend toe.
donderdag 9 oktober 2025
Brokjes braak, Korea en aardewerk.
Het was een zondag als alle anderen. Ik moest gewoon mijn rondjes over het platform rijden. Met dat verschil dat ik zaterdagnacht geen oog dicht heb gedaan.
Ik heb elk uur van de nacht wel zien verschuiven. Dus om nu te zeggen dat ik fris en fruitig was.... Nee.
Achteraf denk ik dat die doorwaakte nacht al een soort van waarschuwing inhield.
Maar goed, ik reed mijn rondjes, en bij thuiskomst was ik zó godsgruwelijk moe, dat ik meteen naar boven stiefelde en mezelf op bed liet neerploffen.
Slaap.
Zo hoopte ik.
Dat bleek ijdele hoop. Heel erg ijdel.
Want ik denk dat ik nog geen 5 minuten lag, of mijn maag begon onheilsspellende bewegingen te maken. Nee, heh...
De bewegingen werden steeds stringenter, en uiteindelijk lukte het me om me deels aan te kleden, de trap weer af te banjeren naar het toilet (ja, ik wilde toch mijn meiden een beetje ontzien) en daar dan maar tot een ontlading (letterlijk en figuurlijk) te komen.
Mijn lijf besloot dat, wat het ook was dat er niet thuishoorde, er met grof geweld uit moest.
Elsje Rechts en haar demonstrantjes waren onschuldige koorknaapjes vergeleken bij het gedemonstreerde geweld van mijn maag. Ik was oprecht bang dat mijn tanden eruit gebroken zouden worden door de kracht waarmee mijn maaginhoud door mijn mond terug naar buiten gejaagd werd.
Het was verschrikkeNlijk!!!! (Vrij naar Henk Poort als Tevje, uit Anatevka).
Op een gegeven moment leek het allemaal wel klaar te wezen, ik zat nog eventjes na te hijgen, de toiletpot vastklampend en knuffelend alsof die mijn laatste rots in de branding was.
Toen ik weer boven kwam, slap als een theedoek, had Ilse inmiddels al een emmertje naast mijn bed gezet. Een paar opbeurende woordjes, maar ik ging er eigenlijk vanuit dat dat het was.
Jaja. aannames....
Want ik lag nog maar net op mijn rug, rillend van de kou, of ronde 2 kwam eraan.
Nee, heh...
Ronde 2 kwam veel sneller, veel gewelddadiger maar veel korter dan ronde 1.
Zo gewelddadig, dat Jente wakker schrok. Arm kind. Volslagen getraumatiseerd door een kotsende vader.
Ronde 3 tot en met 5, waren nabranders. Nasty. Rommelig. Niet minder gewelddadig.
Want het geweld was dusdanig groot, dat ik in paniek met dat emmertje de hele kamer door kroop.
De paniek zat er bij mij natuurlijk in, dat als je maag omhoog getrapt wordt, je longen meedoen, en je dus geen lucht krijgt.
En dan de angst dat als je te woest je best doet om toch, tegen de anti-peristaltiek in, in te ademen, je per ongeluk een brokje braak inademt, en dan alsnog stikt.
Uiteindelijk kwam mijn maag tot rust. En kon ik mezelf, in bed vleien.
Koud. Warm. Miserabel.
Zwetend van de koorts. Rillend van de kou. En een Ilse die redderde met een dekentje, wat water.
De volgende dag, heb ik maar een streng regime van veel slaap (ik had ten slotte 2 nachten amper geslapen) en weinig (niks) eten.
Want als ik wakker was, voelde ik me op zijn zachtst gezegd een stijve vaatdoek. Alle spieren in mijn lijf waren pijnlijk, beurs, stijf, strak en compleet onwillig om dat te doen wat ik zou willen dat ze doen.
Mijn hoofd bonsde als een moker, en mijn interne thermostaat ging van ver onder vriespunt naar kokend heet in minder dan seconden.
In de ochtend heb ik me maar ziek gemeld. Ik weet dat mijn werkgever niet extatisch van blijdschap wordt van ziekmeldingen, maar om met dit lijf mensen te gaan vervoeren, is vragen om ellende in de vorm van schade of heel erg dure andere fouten. En dat wilde ik mezelf en de werkgever niet aandoen. Plus, als het besmettelijk was, wilde ik mijn collega's dit soort fratsen ook niet aandoen.
En welke vorm van Els Rechts mijn lijf nu zo teisterde, een virus, een bacterie of een toch wat minder formidabele maaltijd, zal ongewis blijven. Ik hoop wel dat dit een éénmalig iets was.
Je leest wel eens dat ouders van pubers verzuchten dat ze hun hele servies en bestekset verloren waanden, tot ze op de kamer van hun puber ontdekten dat het daar al tijden lang lag te verstoffen. Als het daar al de kans voor krijgt, omdat de etensresten die erop lagen al weer tot leven zijn gekomen, in vormen die je in je ergste nachtmerries nog niet voorbij ziet komen.
Dit is een scenario dat ons ook te wachten staat, zo vrees ik. Ons kind duikt regelmatig haar kamer in met bakjes, borden en glazen. En op zich, als we er toch zijn, is het weinig moeite om die weer mee naar beneden te nemen, maar wij vinden ook dat ons wichtje moet leren om op te ruimen.
En daar kwamen we terecht in een soort van slap-stick die ons leven wel aardig samenvat:
Jente verdween met haar bordje en haar telefoon naar haar kamer. Want er moest op Duolingo Koreaans geoefend worden.
Ja, dit leest u goed: ons kind leert een vreemde taal. En dan niet Engels, Frans, Duits, of desnoods Spaans of Italiaans, nee Koreaans. Ik kom hier zo nog op terug.
En omdat ze maar beperkte schermtijd heeft, kwam er op een gegeven moment een appje naar moederlief of ze meer tijd mocht om haar Koreaans verder bij te spijkeren.
Daarop stuurde haar moeder haar, zonder dat ik dat wist, dat ze meer tijd mocht als ze eerst het bordje mee naar beneden nam.
Omdat ik dat dus niet wist, maar wél zag hoe braaf ze haar bordje in de keuken zette, complimenteerde ik haar uitgebreid en enthousiast met die nobele daad. Waarop mijn beide meiden elkaar wat schaapachtig aankeken en in de lach schoten. Er was niks nobels aan die daad, er was niks braafs aan, het was gewoon een ruilhandeltje geweest waarbij Korea nog het meest profiteerde.
Zeg nu zelf: elk land ter wereld zou willen dat zo'n knappe roodharige dame hun taal leerde.
Maar goed: ik ga nu wel erg 'tussen-neus-en-lippen' langs het feit dat ons kind Koreaans leert, en niet een of andere Europese taal die veel praktischer zou zijn in de nabije toekomst.
En ergens snap ik dat wel, ze is helemaal weg van K-pop, vindt de mensen veel 'knapper' en probeert haar noodles als een echte Koreaanse weg te slurpen. Dus dat ze iets meer van de taal wil snappen, kan ik in komen.
Hiertoe hebben wij haar niet aangezet, niet aangemoedigd. Alleen gefaciliteerd door het installeren van Duolingo. De rest doet ze helemaal zelf. Elk momentje. Zelfs zittend in de auto naar of van karateles.
Nu weet ik niet precies of Duolingo ook scheldwoorden leert, maar ik vermoed dat dat moment eens komt, dat ze ons uit gaat schelden in het Koreaans, terwijl wij haar de les lezen over haar schoolresultaten of ander kattenkwaad. Dat zou ik doen. Denk ik.
En toch vind ik het grappig. En leuk.
En zo naderen we langzaamaan het moment van overdracht. Ons tuintje met huisje is bijna van ons. Dat gaat heel officieel met een handtekening. En het gewichtig overdragen der sleutelsch, waarna de eigendomsakte getekend kan worden.
Ilse is hoofdzakelijk bezig met het inrichten en indelen van het huis, ik ben hoofdzakelijk bezig met welk voer ik waar kan zetten, en in mijn hoofd al hele plannen maken voor de vijver, en het kappen van de boom die we gekapt willen hebben.
De vorige keer dat er een overdracht van onroerende zaken in ons huishoudentje was, was de aankoop van ons huis. Ons huis-huis, zeg maar. Ik was er niet. Mijn toenmalige werkgever had mij naar Curacao gestuurd. Terwijl ik lekker aan het zonnen was, aan het snorkelen en af en toe een toon uit mijn trompet gooide, was Ilse bezig met het zetten van handtekeningen, het gewichtig overhandigd krijgen van wat sleutels en her en der wat klussen doen.
Deze keer gaat dat enigszins anders: ik ben er bij. Weliswaar moet ik werken, maar het moment is goed getimed, dus ik kan even gewichtig mijn krabbel zetten, en dan zijn we dus eigenaar.
Het is niet dat we ondertussen stil hebben gezeten.
Er staan en liggen zo her en der al wat planten, struiken en bollen die we ergens de grond in willen jassen. En diverse hard-ware ligt al klaar om meegenomen te worden. Zelfs hebben we al een waterval aangeboden gekregen voor onze vijver. Dat is gaaf. Want dat wil ik graag. Een waterval. Met wat stenen. Rotsjes, vetplantjes ernaast. En dan zo'n vredig kabbelend stroompje waar de kikkers, salamanders en eventueel verdwaalde grasparkiet een lekkere douche onder kunnen nemen.
Toch ontbreekt het mij aan nog één ding. Iets wat ik persoonlijk erg belangrijk vind: goede schoenen.
Mijn nieuwe, en zelf samengestelde Nike's vind ik uiteraard geen geschikt werkschoeisel voor in mijn tuin. Mijn werkschoenen voor op werk, kan ik moreel gezien niet maken, want om nu de representatieve buslul uit te hangen, met schoenen waar modder, wortels en planten aan kleven, staat raar. Plus dat het zo'n rotzooi geeft in onze nieuwe bussen. Dat wordt me gegarandeerd niet in dank afgenomen. Hoewel het waarschijnlijk niemand echt zal verbazen als ik als een soort van bosjesman op mijn werk verschijn.
Ilse opperde rubber laarzen, maar die heb ik wel eens aan gehad: ik word intens verdrietig van de zolen van die dingen. Bovendien: die beschermen me dan wel tegen indringend vocht van buiten, mijn voeten gaan er zó enorm van zweten dat ik in no-time 2 liter water toevoeg aan de tuin.
Schoenen met stalen neuzen, lijken me overkill, want ik was niet per se van plan om de spade door mijn voeten de grond in te rammen. (Famous last words, dus ik klop het even af).
Mijn Meindls. Nog een geschenk van voorgenoemde werkgever. Enorm fijne schoenen. Erg lomp. Maar wél bestand tegen nagenoeg alles wat die tuin en zijn eigenaren op mijn voeten af zouden kunnen sturen.
Ja, op papier en in theorie zou dat het perfecte paar zijn.
Mijn eigen sentimentele ziel komt echter behoorlijk in opstand tegen dit idee.
Want het zijn eigenlijk nog steeds, na al die jaren, enorm mooie, goeie, stevige en comfortabele stappers. Te mooi om te verraggen in de tuin. Te mooi om versneld te verslijten bij het werk waar ze eigenlijk sowieso niet echt voor bedoeld waren, doch eigenlijk toch ook wel zijn.
De satan-marnix op mijn linkerschouder haalt telkens de horrorwinters aan. Als het enorm sneeuwt, glad is, ijzelt, nat en koud is, wil ik op mijn werk net dat beetje meer hebben dan wat mijn winterwerk-stappers me te bieden hebben. Dan wil je niet eerst uren met hamer en beitel je Meindl's schoon moeten bikken.
En daar heeft hij gelijk.
Aan de andere kant: ik heb die Meindls de afgelopen jaren nu ook weer niet echt nodig gehad. Mijn winterwerk-stappers voldeden prima.
De satan-marnix dramt door: maar als het echt te erg is, wil je je mooie Nikes, ook niet verprutsen met banjeren door sneeuw, blèrf en nattigheid. Dan zijn die Meindls toch lekkerder, zonder dat je je werk-stappers hoeft te gebruiken.
Maar ja. Geen regenlaarzen. Het lokale tuin-warenhuis heeft nagenoeg alles voor de tuin in huis. Tot het meest uitgebreide assortiment aan nutteloos tuingereedschap. Maar werkschoenen: nope.
Dus wellicht heeft u, trouwe lezer cq. kenner een goeie tip voor me: lekkere stevige, comfortabele stappers, waar ik mijn voeten goed mee kan beschermen. Niet te heet in de zomer, lekker warm in het naseizoen. Een beetje profiel zou fijn zijn, aangezien ik nu al voorzie dat als er te weinig profiel onder zit, en ik door de modder moet klossen, ik uit ga glijden en languit gestrekt in de vijver beland en daarmee de kikkers en salamanders een levenlang trauma aandoe.
Dus mogelijk dat houten klompen (die mij op zich wel enigszins geschikt lijken, ondanks de evidente nadelen) om die reden ook afvallen.
Ik hoor graag van u.
Dit alles maar weer geschreven hebbende, is mijn maag weer enigszins tot rust gekomen, en ga ik vanavond weer voor de volle 68,4% er tegenaan.
Ik wens eenieder een goed weekend toe.
donderdag 2 oktober 2025
Tuinfeest, spinnenleed, hernia's, dronkenschap en een culinaire flater. Een gewone week, dus.
Ik ga deze blog aftrappen met wat mooi nieuws: we zijn groot-grond-bezitter. Na ampel beraad, hebben we besloten om het tuin-huis-tuintje op het park te kopen.
Dat beraad was ampel, maar het was er, en had hoofdzakelijk te maken met de erbarmelijke staat van sommige inpandige parafernalia.
We kwamen er toch uit met de verkoper en nu zit ik dus al een paar dagen weg te dromen over de inrichting van tuin en huis.
Maar ook: de schier onuitputtelijke lijst aan dingen die er te doen zijn: het kappen van bomen, woest struweel, ongewenste lianen en eventuele jachtvergunningen aanvragen voor niet gewenste dierlijke entiteiten die zich nu nog in de jungle schuilhouden, al dan niet loerend op argeloze nieuwe bosbewoners.
Machetes zullen geen overbodige luxe zijn, en een mooi hagelgeweer ook niet, vrees ik.
Het is een mooi ding dat ik gelijk en spontaan zo her en der hulp aangeboden kreeg, want toen ik in een vlaag van opperste verrukking er blindelings van uit ging dat mijn (met name) professionele omgeving in een rij zou staan om hand- en spandiensten te komen verrichten, bleef het daar toch angstvallig stil.
Ik snap dat op zich wel: 90% van mijn professionele omgeving zijn mannen van dik over de 60. En hoewel behept met goed gevoel voor humor en het voor 85% plezante lieden zijn, betekent dat ook dat ze fysiek gezien minder fris en fit zijn dan je ze op basis van hun vrolijke praatjes zou geven.
Maar fijn. We kunnen niet wachten tot we aan de slag kunnen. Ik ga vast werklaarzen kopen. En handschoenen. En zo.
Wat gaat mijn vijvertje en mijn fruit/kruiden/knoflook tuintje een feestje worden.
Ik moet mezelf ook actief een beetje afremmen, want als ik niet oppas, hebben we straks ons landgoedje helemaal leeg. En uit diepgaand enthousiasme zouden we zomaar in staat zijn om het ene oerwoud te verruilen voor een oerwoud bestaande uit groen dat we wél willen. Niet dat we straks enthousiast de schuilplaats van varanen en aapjes vervangen door een verstopplek voor plaatselijke tijgers, slangen en uit-en-of inheemse reuzenspinnen en koppensnellers. Of zo.
Gesproken over spinnen.
Op mijn werk hebben we nu sinds een aantal weken beschikking over een paar nieuwe bussen. Dingen zijn met veel restricties omgeven, en dat is logisch, maar uiteindelijk heb ik mijn keeltje gesmeerd en heb ik toestemming gekregen om ook op die dingen te rijden. Ten slotte: ik ben een van die chauffeurs die daadwerkelijk zonder gezeik, stomme fouten of vermijdbare schade al mijn werk simpelweg doet, en dan staat daar tegenover dat je ook eens in een min of meer nieuwe bus mag rijden. Vind ik. En dat was men met mij eens.
Mooi.
Die bussen hebben geen spiegels meer, maar camera's. Daarmee is zo'n bus toch dik 20 centimeter smaller, en dat heeft zo zijn voordelen. Het nadeel is dat je, als je begint met rijden op een bus zonder fysieke buitenspiegels, je de eerste halve dag continu op zoek bent naar je spiegels, want de beeldschermen van die camera's zitten dus niet buiten je bus, maar binnen, de linker zit 20 centimeter meer naar rechts ten opzichte van de een conventionele buitenspiegel en de rechter zit zeker 40 centimeter meer naar links ten opzichte van een conventionele buitenspiegel.
Dat went vanzelf, maar je bent dus wel ff bezig met het zoeken van alle overige verkeer, omdat je op een andere plaats moet kijken dan je gewend bent.
Eenmaal gewend, kreeg ik diep tijdens mijn laatste rit de schrik van mijn leven: ik zag in mijn linkerbeeldscherm al iets enorm trillen. Ik zag wél dat het groot was, maar kon door de trilling niet zo goed onderscheiden wat dat dan was. In eerste instantie werd ik wat korzelig. Nieuwe bus, nu al een los fladderende camera. HOE DAN!1!one!11!!
Bij stilstand keek ik eens goed, en daarmee recht in de smoel van een enorme spin. Hij grijnsde me toe, ik kon zijn slagtanden gewoon stuk voor stuk onderscheiden. Ik ben niet echt bang voor spinnen, maar als ze groot genoeg zijn om hongerig naar me te knipogen, vind ik dat toch enigszins ongemakkelijk.
Te meer daar dat beest mijn zicht naar achteren wel erg beperkte, met zijn gedans voor mijn spiegel.
Goed, het was laat. Ik was moe en misschien wel te veel bezig met ons nieuwe huisje met tuin en alle plantaardige en dierlijke inwoners, dus ik was wellicht een beetje te zeer in mijn eigen wereldje gekropen. Toen ik ontdekt had dat het zijraampje van de chauffeurscabine elektrisch open moest, en ik met eigen ogen kon bekijken wat voor walgelijk monster zich voor mijn camera genesteld had, zag ik dat het om een heel erg klein, schattig, kruisspinnetje ging, dat zich precies voor mijn dode-hoek-camera (die als eigenschap heeft om alles wat er zich in het beeld bevindt, enorm uit te vergroten) had gepositioneerd, ten einde uitgerekend daar een poging te doen een lekker vliegje te verschalken.
Handig vond ik dat overigens niet.
Een andere bijzondere soort die ik tegen kwam op mijn werk: de reiziger die denkt dat een buschauffeur zonder meer op de hoogte is van haar medische condities en problemen.
Mooi vind ik dat altijd. Mensen lopen straal langs je heen, maar verwachten een paar minuten later wel dat je, zonder dat ze het aan je vragen of vertellen, weet wat ze nodig hebben, wat ze mankeren of wat ze zouden willen.
Ik heb hier eerder wel eens over geschreven, geloof ik.
Deze dame, vertrok nadat ze uitstapte, spoorslags met haar kinderwagen en koffer richting een deur die niet standaard voor ons open gaat. En dan moet je maar net het geluk hebben dat er binnen mensen van de begeleiding zijn om die deur van binnenuit open te maken.
De echtgenoot van de dame, was met kind en andere koffer via de geëigende route, met de trap al binnen.
De dame zelf stond, zoals ik al verwachtte een tijd lang te talmen en dralen bij de deur die niet open ging. En helaas, ik was de laatste bus in de spits, dus er was geen collega die het van me over kon nemen. Ik moest dus wachten.
Ik had de dame in kwestie kunnen roepen, maar ik vind dat gebulder naar passagiers altijd erg lomp overkomen. En zeker als ik bulder, klinkt het zelfs als ik het wél vriendelijk zou bedoelen, enorm bot.
Toen het erop leek dat de dame keek, zwaaide ik even, om haar te gebaren terug te keren naar de wél openstaande deuren.
Maar nee. Ze leek glad door me heen te kijken.
Uiteindelijk kwam ze terug.
Eerst met veel misbaar en ellendig koekeloeren haar koffer die 5 treden op. En toen de lege kinderwagen. (Weet u nog: manlief was met kind al lang en breed binnen).
Toen ze langs me stiefelde snauwde ze me het volgende toe:"Ik heb een hernia, maar dat maakt niet uit, hoor".
Ik was me eigenlijk nog een beetje aan het verwonderen over het feit dat ze ein-de-lijk doorhad dat de ingang toch niet daar was waar zij hem zou willen, dus een beetje "off-guard" getroffen antwoordde ik met een erg vriendelijk glimlachend en misschien wat té enthousiast:"Oke dan!".
Ik snap niet dat haar vent dan niet wat meer spullen meenam. Waarom haar vent haar dan niet ondersteunde, maar gelijk naar binnen stormde. Ik snap niet dat ze me niet meteen even vroeg om even te helpen, wat ik best wel wil doen. Maar nee. Die éne vent in overduidelijk uniform, negeer je straal, zonder boe of bah, ren je hem voorbij. Maar pas op het laatst, als je bedenkt dat je eigenlijk hulp nodig hebt van precies diegene die je onfatsoenlijk simpelweg negeert, geef je een soort van sarcastische mededeling over je (en voor mij verder compleet irrelevante) medische gebreken.
Aan de andere kant van dat spectrum aan bijzondere zielen, was er een passagier die blijkbaar minder goed tegen de drank kon dan hij dacht. De vent was uitermate goed gekleed, zag er bijzonder gesoigneerd uit, maar had een kegel waar de AA verbluft hun neus rimpelend voor op zou halen. De condens van zijn adem tegen de ruit van mijn bus, druppelde als jonge klare naar beneden.
Maar zo dronken als hij was, vergat hij geen moment de goede zeden. Hij verklaarde dat hij een feestje had gehad, de avond voor zijn vlucht, en toen maar gewoon was door wezen boemelen tot hij moest boarden. Het werd een compleet bezopen (what's in a name) gesprek over alcohol, feestjes, pezen van hondenpoten, omgekeerde verkeersborden en het wel en wee van de rubberindustrie met betrekking tot condoomgebruik.
Ik heb maar extreem voorzichtig gereden, aangezien ik vreesde voor meer uitstoot dan alleen een kegel om U tegen te zeggen, en bij aankomst wilde de man mij belonen met een fooi. Hij drukte mij zijn portemonnee in mijn handen, en wilde naar binnen.
Dát heb ik toch maar even rechtgezet. Niet alleen omdat het aannemen van fooien niet gepast is op mijn werk, maar een hele portemonnee, waarbij ik de pincode van zijn passen toch niet weet, is voor niemand handig. Bovendien: hij zal zijn portemonnee nog goed hebben kunnen gebruiken om zijn taxi mee te betalen.
Ik moest ook hier gniffelen om de bijzondere kostgangers die onze lieve heer op aarde heeft uitgestort.
Over gniffelen gesproken:
Ook in huize Coster-van der Wal is de verkiezingsstrijd los gebarsten. En waar ik Ilse voorheen gemelijk voor Femke uitmaakte, werd ik uit frustratie betiteld als Geert(je).
Ik geef grif toe: ik ben een liberaal die meer rechts dan links is. Ilse is wat socialer. En op zich is dat goed.
Wie spint er garen bij onze democratische discussies? Jente. Die pikt van mij of van Ilse, maar dan ook alleen precies wat haar het beste uitkomt. En anders gaat het kind in opperst protest. De opportunisten komen bij ons dus mooi weg. Democratie in het klein en tot in perfectie nagespeeld.
Dat op zich is al een gniffeltje waard.
Mijn persoonlijke gegniffel werd wat luider nadat we beiden de stemwijzer in hadden gevuld. Want ondanks dat we heel erg verschillende adviezen kregen bleken we toch op een aantal punten dezelfde gedachten te hebben. Zozeer dat Ilse zich geschokt afvroeg waarom mijn advies luidde dat ik op de VVD moest stemmen.
Die vraag stelde ik mezelf ook. Er is namelijk geen enkele reden om te stemmen op de mensen die ik nu ken, die er zaten en die er zitten.
Dus opgewekt kissebissen we voort, hier thuis. Tussen het gekissebis over de tuin, het huisje wat we wel en niet gaan slopen, opknappen en kappen.
Jente zit in een klas die haar docenten op zijn zachtst gezegd voor wat uitdagingen stelt. Vanwege de privacy zal ik niet ingaan op sommigen van die raddraaiers en etterbakken, laat ik het erop houden dat er een paar extreme etterbakjes in haar klas zitten.
Ik begrijp uit de verhalen dat het niet een kwestie is van pestgedrag op de persoon (goddank, anders zou ik heel andere maatregelen nemen) maar gewoon een clubje opgeschoten ettertjes die het leven van de andere klasgenoten en de docenten onnodig moeilijk maken.
Dus om mijn kind een klein geluksmomentje te geven, besloot ik van de week om haar (en mijn veel te weinig geprezen echtgenote) mee uit eten te nemen bij een restaurant van haar keuze: de McDonalds.
Nu heb ik mij daar in het verleden wel eens wat negatief over uit gelaten. Omdat het eten koud was.
We zijn inmiddels sinds die debacles al weer ruim een jaar verder, en er was online nogal wat te doen over hun nieuwste burger. De Big Arch. Er is een kerel die vlogt hele reviews over snacks en snackbars, en die was vol lof over deze "big arch". En zoals hij het uitsprak, klonk het op zijn Engels als Big Arse, en ik moet bekennen dat ik niet meteen bijzonder enthousiast was over het idee om mijn tanden in een dikke kont te zetten, maar goed, belofte aan Jente maakt schuld op straffe van een hoop gezeur, dus hop: naar de mekdrek. En nogmaals: haar geluksmomentjes zijn me ook wel enigszins heilig dus bijna alles voor het goede doel.
Laat ik over deze big arse kort zijn: het was niet vies. Maar gewoon een opgesnolde big mac.
Maar het lijkt erop dat ik gewoon simpelweg te oud word om nog heel erg te kunnen genieten van zoiets als een diner bij het Amerikaanse specialiteiten restaurant.
Zoals Kluun al schreef: het drijft op ouders met een schuldgevoel. Ik zou dat willen aanvullen met: het drijft op ouders met een schuldgevoel, vastgoed en pubers die oprecht denken dat dat laffe, bruingroene stukje struik tussen de billen van hun burger daadwerkelijk vitaminen bevat.
Het restaurant is goor. Het eten is een hoop opgesteven lucht met smaakstof en de sfeer buitengewoon naargeestig door alle schranzende Shirleys en smikkelende Shaquils die weinig goede tafelmanieren hebben geleerd, of juist omdat ze niet thuis zijn, er een ergere teringbende van maken dan in hun meurende tienerkamertjes.
Hoe dan ook, het gesmikkel naast me van een blije Jente die een leuk speeltje in haar happy meal doosje kreeg, is het me wel waard. Dan maar even door de kleffe appel heen bijten, en blij worden van het opgetogen gekwetter naast me.
Dat maakt zelfs een culinaire afgang als de mcDonalds tot een mooi moment.
En dit alles maar weer aan het witte doek van het WWW toevertrouwd te hebben, heb ik nog 1 dagje weekend, en dan ga ik de luchtaangedreven economie weer een boost geven met mijn beminnelijke aanwezigheid.
Ik wens de mensen die wél zo intelligent waren om een normale baan te nemen, een prettig weekend.
vrijdag 26 september 2025
Paradijsje, pareltje, kliko.
Nog niet zo lang geleden visten wij spectaculair achter het net wat betreft een paradijsje in een Almeerse volkstuin. Ik wenste de succesvoller visser nog net geen eeuwigdurende jeuk op onbereikbare plekken toe, en we schikten ons in ons lot.
Dat lot bleek ons niet eens bijzonder ongunstig gezind. Want nog geen 3 weken later vertrokken wij met de Panda van Ilse om onze tweede bezichtiging te gaan volbrengen. Een tweede tuin. Op een gelijkwaardig rustig stukje park.
En zoals wel vaker: ik kan me soms enorm verbazen over mensen.
Want waar de eerste tuin een redelijk overzichtelijk stukje werk op zou leveren, maar het huisje (hoewel schoon en netjes) in deplorabele staat verkeerde, kwamen we bij het tweede huisje door een dicht begroeide poort in een tuin die nog het meeste weg had van de Vietnamese jungle voordat Amerika er met "Agent Orange" overheen ging. Onkruid en kruid dat niet zozeer een eigen leven is gaan leiden, maar een compleet eigen universum heeft ontwikkeld, waarbij ik vrees dat als we Jente er los laten lopen, we een helicopter en een veteranen-search-team met jungle ervaring moeten inhuren om haar weer terug te vinden.
Dat neemt niet weg dat er een enorme vijver ligt, met kikkers, salamanders en een enorme sprinkhaan. Dan hoef ik alleen maar een pompje en een waterval te maken, en klaar is kees.
Het overtollige groen gaat eruit, komende winter veel plastic erop om alles wat we niet willen dood te maken.
Het huisje zelf kon volgens de eigenaar wat liefde gebruiken, en dan had hij het alleen over het casco. Want dat kan inderdaad een kwastje wel gebruiken. Liefst met een goede verf.
De inrichting.... Laten we het erop houden dat als dit om een reguliere woning zou gaan, het plaatselijk maatschappelijk werk er een heel team van specialisten op los zou gaan laten.
Goor dekt al helemaal de lading niet meer. Spinnen die er al lang geleden van de honger zijn omgekomen, zijn simpelweg nooit weggehaald, en ik vermoed dat er onder al het vuil veel bruikbaars zou kunnen liggen, ware het niet dat ik weinig zin heb om vuil van bruikbaar te gaan scheiden.
Je koopt zoiets namelijk met of zonder inboedel. En daar willen we over babbelen, want de zonnepanelen willen we wél. Dat is namelijk nagenoeg de enige stroomvoorziening.
De rest: De keukenspullen. De koelkast. Allerhande soorten meubels. En meuk. Nee, laat maar. Ik verkies dan toch mijn eigen spulletjes.
Er staat ook een bed. En een slaapbank. En dat was eigenlijk voor mij een reden om gillend weg te rennen.
Die zien er namelijk uit alsof ze ergere zaken hebben meegemaakt dan extreem morsige koppels met een voorliefde voor bloederige poep- en plasseks en overige (sinisterder) vormen van voortplanting.
Als dit om een normale woning zou zijn gegaan, zou de makelaar het hebben over een woning met potentie.
En dat is nu precies wat Ilse en ik er wél in zien. Ondanks het totale gebrek aan tuinieren wat er in de afgelopen jaren heeft plaats gevonden, ondanks de overtollige ranzigheid die zich er in de afgelopen jaren in het huisje heeft opgehoopt: we zien onszelf wel de komende jaren bezig om er iets van te maken.
Mijn knoflook en fruitjes. Jente's kruidentuintje. Een mooi grasveldje. Een toffe vijver met waterval. Een huisgemaakte buitengrill/ BBQ die ik zelf ga maken.
Een heerlijk buitentje voor ultiem ontspannen.
Maar dat dus wel na inspanning.
En dus is de kans nagenoeg 100% dat we binnenkort ons gewenste stukje tuin kunnen claimen.
Inmiddels moet ik tot mijn grote genoegen ook constateren dat mijn liefdevolle gekakel tegen mijn vers geplantte knoflook zijn vruchten afwerpt (pun intended). Want de eerste "lookjes" komen al aarzelend boven de grond gepiept. 8 van de 50. Dan zit ik toch al aan de 20%.
Omdat vliegtuigen nu eenmaal hoger op de poten staan dan een bus, moeten mensen hoe dan ook omhoog als ze er één willen betreden. Of dat nu middels roltrappen of liften is, in een terminal naar een gate, of dat ze met de bus of een assistentie-voertuig moeten boarden: mensen moeten omhoog.
En als het op ons stukje van het verplaatsen van mensen aankomt: dan gaan ze met een aangesloten vliegtuig-trap omhoog.
Elke opstelplaats van een vliegtuig is voorzien van één, maar helaas op veel plekken meer van die trappen. Dat zit zo: vliegtuig van maatschappij X heeft zijn eigen trap. Die staat al op de opstelplaats. Maar maatschappij Q maakt ook veel gebruik van die opstelplaats. Dus die zet daar dan ook maar een trap neer. Want om veel redenen is het niet mogelijk dat Q de trap van X mag lenen. Veel van die redenen zijn valide, maar operationeel gezien, is het vaak een draak van een oplossing.
Want die werkloze trap, staat vaak grandioos in de weg, maakt het aan- en afrijden van die opstelplaats nodeloos uitdagend, en het overzicht over de passagiersstroom nodeloos ingewikkeld.
Op sommige van die opstelplaatsen, staat er niet één trap, zelfs niet twee, maar drie van die kutdingen.
Dat maakt de opstelplaats niet alleen enorm rommelig, en nog onoverzichtelijker: wij klagen al langer dat het wachten is op een ongeluk, want bepaald veilig vinden we het niet. Hoezeer ook duidelijk zichtbaar is dat er één trap daadwerkelijk aan het vliegtuig staat, en de rest niet, sommige mensen....
En daar kwam pareltje van het platform nummertje zoveel om de hoek. En niet eens in mijn bus, ik teken dit verhaal op van een collega, laat ik hem Stabiel noemen. Zo heet hij bijna, hij is het in elk geval. Mooie kerel. Met recht een pareltje, maar niet het pareltje waar het nu om gaat.
Dit pareltje, stormde de bus uit. Getooid met een enorme koptelefoon, die erg goed was in het cancellen van noise, maar niet erg goed in het binnenhouden van de door de eigenaar afgespeelde noise.
De beste man stormde de bus uit, en koekeloerend op zijn telefoon, (en dus niet lettend op zijn omgeving en zijn medereizigers die wél de juiste trap namen) beklom hij één van die vreselijk in de weg staande, werkeloze trappen van een andere maatschappij. En hoe collega Stabiel ook riep, hij hoorde niks, keek niet, en klom manmoedig verder. En als Stabiel uiteindelijk niet zo'n donderende stem op had weten te zetten, had de beste man een forse doodssmak kunnen maken.
Soms helpt het om toch even wat minder in je eigen bubbel te zitten, en een beetje te letten op wat er gebeurt. Wij hebben ook niet echt controle over de omgeving. Hoe jammer we dat ook vinden.
Uiteraard konden we er later om lachen, want dit soort dingen zijn voer voor alle bizarriteiten die we bespreken in de kantine.
Ik wilde een heel epistel schrijven over de extreme rechtse demonstraties, welke vooral blijk geven van mateloze vernielzucht, nietsontziende agressie en intense haat. Maar toen bedacht ik me dat elke vorm van aandacht voor dat soort lieden, mijn eigen blog een beetje te niet doet. Menselijk als ik echter ben, kan ik het niet nalaten om een sneer uit te delen aan een van de nieuwere "sterretjes" aan het extreemrechtse firmament: Elsje Rechts. Dit mokkel maakt van PVV/FVD/NSB/SGP propaganda zo haar eigen pulp, en spoort mensen aan om lekker gewelddadig te gaan demonstreren.
Grappig aan deze Elsje Rechts vind ik dan wel de waanzinnige hypocrisie van dat vrouwtje. Als ze werkelijk zo Gristelijk was als dat ze beweert, had ze met haar 26 jaar, al een stuk of wat (op voorhand kansloze) kinderen geworpen, en stond ze stil glimlachend in de keuken in haar potten en pannen te roeren. Helaas, dát stukje van de SGP liet ze gemakshalve maar buiten beschouwing.
Een wat ongemakkelijk vergelijk viel me wel op: namelijk haar mond. Die mond is nagenoeg even groot als de deksel van mijn kliko. En zoals er rottende voedingsresten en tuinafval IN mijn kliko verdwijnen, zo komt er rottend afval UIT haar mond.
Niet netjes van mij, om zo over iemands uiterlijk te vallen. Maar ach, ik hoef ook niet veel beter te zijn dan een haatpriesteres, die met haar walgelijk grote mond haar hersendiarrhee uitstort over de maatschappij.
Dus ik ga er niet al te zeer op in verder. Want het nieuws ging verder: een agent moest zijn werk doen. Een agent moest de maatschappij beschermen tegen een gewapend persoon. Helaas bleek het om een kind te gaan. Een puber, met onvolgroeid puberbrein, die een ongelooflijke stommiteit uithaalt, en dat niet meer kan navertellen.
Extreem rechtse lieden vieren feest. Weer iemand met een kleurtje dood. Aangemoedigd door figuren als Elsje Rechts braken zij hun walgelijkheden online maar weer eens op. Die agent feliciterend met zijn geweldige werk. (Dat doen ze dan gek genoeg weer niet als diezelfde agent hun een bekeuring voor te hard rijden geeft).
En alles wat ik kan denken: wat een klotedag moet die agent hebben gehad. Wat een klote-ochtenden moet die agent hebben, elke dag weer. Wetende dat je je werk gedaan hebt. Met dit gevolg. Ik heb oprecht medelijden met die agent. En met alle andere betrokkenen. Wat een trieste aangelegenheid. En zelfs met alle haatrukkers die zo blij zijn, zelfs met dat walgelijke vrouwtje als een Elsje Rechts, heb ik medelijden. Want als je zo vol haat zit, gaat het niet goed met je. En dan hoor je op zijn minst bij een psycholoog thuis.
Oké, heb ik me toch een beetje door de actualiteit laten meeslepen. Excusez. Het is maar een mening.
Laten we in vredesnaam wat genuanceerder zijn, wat minder gewelddadig als iets ons niet bevalt. Wat minder haten, en wat meer laten. Gewoon weer eens mens zijn. Zou best leuk zijn. Toch?
Dit alles geschreven hebbende: ik wens u allen (oké, Elsje Rechts mag van mij onstilbare jeuk op minder toegankelijke plekken krijgen) een goed weekend toe.
vrijdag 19 september 2025
Muizennissen
Er zijn momenten dat je als collega's kunt carpoolen. Omdat het nodig is. Omdat het kan. Omdat het handig is.
Van de week was zo'n moment. Ik pikte een collega op, en gezamenlijk reden we naar ons werk. Het was een gezellige rit. Uneventful.
De dag zelf was ook een doorsnee werkdag. Geen buitennissige gekkigheden. Even los van het feit dat onze regisseur ons vertelde dat hij tussen 2200 uur en 2300 uur toch nog wat extra handjes nodig had.
Opvallend aan dit soort dingen vind ik, dat het altijd de mensen zijn die overal overheen krijsen, een grote bek hebben, hun mening aan de grote klok hangen, wel heel erg stil zijn, als ze gevraagd worden om een extra ritje te rijden. (En niet eens dat ze dan zouden moeten overwerken, nee, gewoon een extra ritje moeten rijden).
Ik vind dat soort collega's niet de moeite waard. Ze kwalificeren zich niet als collega.
En waarom vind ik dat?
Het is uiteraard geen verplichting om meer te doen dan je voor betaald wordt. Maar als je met je dikke reet door de dag heen lekker lang in de kantine mag zitten, betaald en wel, en als je over het algemeen altijd wel eerder naar huis mag, vind ik het erg muf en mager om dan doodstil te zijn als er eens om wat extra's gevraagd wordt. Dan ben je in mijn ogen geen collega, maar een stuk dienstvulling.
Iemand die de regie wél meteen uit wilde helpen, was de collega die van mij een lift kreeg. (En dat was meteen de reden dat ik niet meteen uit wilde helpen, ik was niet in de buurt, dus kon niet overleggen of we dit gezamelijk zouden doen).
Ik hoorde hem over de radio roepen dat het geen probleem was, en voegde me toen maar enigszins gelaten, bij zijn enthousiasme. Ten slotte kan ik moeilijk zwijgen en de man naar huis laten lopen, nietwaar?
Met dat ik me aansloot bij zijn inzet, hoorde ik vanaf de andere kant van het platform de frankjes vallen, de radertjes draaien. De beste man was glad vergeten dat hij met mij was meegereden.
Ik vond dat allemaal wel vermakelijk. Voor straf voor deze goede daad kregen we bij het naar de auto lopen een enorme plensbui over ons heen.
En over het algemeen heb ik er geen bezwaar tegen om de regie uit te helpen. Ten slotte word ik ook vaak genoeg gematst. En de meeste van die torenvalken zijn echt wel goeie lui.
Helaas: pech overkomt ons ook.
We hadden ons ingeschreven op de aankoop van een huisje in een tuinpark. In dat proces waren we erg ver. Zover al dat we ons al helemaal aan het voorbereiden waren op het klussen, en het inrichten van ons tuintje. Ons geestesoog schotelde ons de meest lommerrijke terrasjes, de heerlijkste smikkelarijen en de mooiste plantjes voor. En een vijvertje. Met een watervalletje. Salamandertjes en egels. En een verdwaald hert dat bescheiden (bescheiden op straffe van een einde op de vers gebouwde, stenen BBQ) aan de omheining zou knabbelen. We zagen het al helemaal voor ons.
Ja, het zou helemaal geweldig worden.
Het zou helemaal geweldig worden, maar niet voor ons. Want de nummer 1 op dat lijstje, besloot om dat huisje voor onze neus weg te kapen. Ik hoop dat het instort, en de grond totaal verarmd is, zodat er alleen maar cactussen en vetplanten willen groeien.
Gelukkig is dat niet het enige huisje dat te koop is en komt, dus we gaan gewoon verder kijken en wachten tot er weer iets voorbij komt waar we brood (en andere smikkelarijen) in zien.
Ondertussen sta ik in de voortuin mijn vers geplantte tenen knoflook goede moed in te kletsen. Dit tot schrik en hilariteit van de overbuurman, die ineens van achter de struik allemaal geprevel hoorde, ging kijken en mij op mijn knieën achter het hegje aantrof, alsof ik tot de grote GarlicGod aan het bidden was.
Waarheid was natuurlijk dat ik al mopperend wat ingewaaid onkruid uit die bak aan het rukken was.
En mopperend op die godversakkerse buurkat die dan inderdaad die knoflookbak niet als toilet gebruikt, maar de grond ernaast. Uiteraard heb ik daar een kilootje vers gemalen peper over uitgestrooid. Kutbeesten.
Toen ik een jaar of 15 was, en mijn oma nog leefde, kwam ik daar graag. De mooiste herinneringen aan een fantastisch mens. Zij leefde in een klein huisje in Velp, en ondanks dat ze tot op zeer hoge leeftijd heel erg vief was, het schoonmaken ging haar steeds slechter af. De hulp in de huishouding was nagenoeg even oud, en die lukte dat ook steeds minder. Maar goed, de koffie en thee waren ook gezellig, en voor een oud mensje was die aanspraak ook wel fijn, als wij er niet waren.
Mijn oma had een hele oude, compleet, tot op de draad versleten fauteuil. Maar die zat vreselijk comfortabel. En ze kon er lekker in wegdoezelen. Als kind vond ik dat ding nogal griezelig. Als je erin plofte kraakten de veren onheilspellend, alsof je op het punt stond om gelanceerd te worden, en als het stil bleef, verwachtte ik elk moment door die stoel verslonden te worden, zo diep kon je erin wegzakken. Er leek wel wat sinisters in die stoel te huizen.
Maar goed, voor mijn oma was het een gouden ding. Want extreem comfortabel. En wee ons gebeente we ter sprake brachten om het ding te vervangen voor wat nieuws. Niks daarvan.
Goed, ik was 15 en betrapte mijn oma op een lekker dutje in die stoel. En niet alleen betrapte ik mijn oma. Ik zag hoe er een muis opgewekt over haar buik aan het trippelen was.
Nadat ik haar, nogal ontdaan, wakker had gemaakt, en getuige was van het feit dat zowel die muis als mijn oma daar niet per se van gediend waren, kreeg ik te horen dat die muis daar al een poosje zat. En dat ik me niet zo'n zorgen moest maken, het was maar één muisje.
Daarbij ging ze er helemaal aan voorbij dat die muis op zijn zachtst gezegd niet heel erg leeft volgens de menselijke hygiene maatstaven. (Hoewel: mijn oma was nooit ziek, dus ik denk dat die muis haar resistent heeft gemaakt tegen nagenoeg alles).
Goed, ik kreeg haar niet aan het verstand gepeuterd dat ze wat aan die muis moest doen. In elk geval, niet diezelfde dag nog.
De volgende ochtend echter....
Het was een goed gebruik dat we ons ontbijt nuttigden met vers krentenbrood van de warme bakker. En dat dan in de broodrooster geroosterd. Dat was een "guilty-pleasure" van de modalen in de jaren 50.
Ik had twee van die overheerlijke krentenboterhammen in de broodrooster gedaan, en zette de koffie voor mijn oma en mij neer op tafel. Heerlijke marmelade en oude brokkelkaas.
Het wachten was op de bevrijdende "PING" waarmee de (ook al stokoude) broodrooster te kennen gaf dat de krentenboterhammen klaar waren.
Gezellig keuvelen over wat we gedroomd hadden, wat de dag zou brengen (een mooie wandeling over de Veluwe) en meer.
Ondertussen waren we bijna die boterhammen vergeten.
Bijna.
Een pikzwarte, en heel erg stinkende walm die vanuit de keuken, via de gang de woonkamer binnen kwam drijven, maakte ons duidelijk dat er iets niet helemaal goed ging, daar in die keuken.
Godzijdank waren er toen nog geen rookmelders.
Toch maar eens gaan kijken.
Ja, die broodrooster had zijn beste tijd ook al wel gehad. (Dat was er echter wél één waarbij mijn oma regelmatig met een mes de eventueel vastgebakken boterham uit priegelde, zonder dat ze geelectrocuteerd werd, dus topkwaliteit, in de jaren stilletjes).
Stekker eruit, en toch maar eens gaan kijken waarom die broodrooster onze verrukkelijke verse krentenboterhammen aan het cremeren was.
Uitschudden.
En tot mijn verbazing toe moeten zien hoe niet alleen de krentenboterhammen tot as waren vergaan. Maar ook twee compleet onthaarde en verkoolde muizenlijkjes kwamen eruit vallen.
Totaal niet in de gaten gehad dat ik Mickey in Mini had opgesloten toen ik die boterhammen ter roostering aanbood.
Ik wilde nog snedig opmerken dat mijn oma blijkbaar echt niet maar één muisje had, maar dat ze er nu in elk geval 2 minder had om zich zorgen om te maken, maar ze leek oprecht verdrietiger om die muisjes dan om die kostelijke krentenboterhammen.
FFW naar het heden.
Een paar weken geleden, rende er een muis van buiten naar binnen. Bij ons. Ilse zag het gebeuren. Maar voor ze het dier weg kon jagen, was het al verdwenen.
En Colette: deed niks. Kutbeest.
Valletjes zetten. Muntolie. Alles diervriendelijk.
Een paar dagen geleden zat ik aan de keukentafel, en kwam die muis weer voorbij. Zonder erg van mij onder de indruk te zijn.
En Colette: deed niks. Lui kreng.
Inmiddels is er een professioneel bestrijdingsbedrijf geweest. En die komen nog een paar keer. Want ondanks dat wij geen broodrooster hebben: ik wens geen concurrentie als het aankomt op mijn kostelijke kokkerellen.
Dat maar weer geschreven hebbende: mijn ene weekend is aanstaande. Ik wens u een hele beste.
vrijdag 12 september 2025
Koos Hobbyloos?
Met enige regelmaat loop ik te huilstruiken over het feit dat ik met mijn 44 jaar nog steeds geen hobby gevonden lijk te hebben.
Dat wat ik als hobby leek te hebben gevonden, werd in de praktijk steeds minder en minder, en uiteindelijk heb ik de spullenboel verkocht aan grotere liefhebbers dan ik, en zo kon ik mezelf voorhouden dat ik Koos Hobbyloos was.
Zoekend naar iets waar ik de buren de ogen mee uit zou kunnen steken. Zoekend naar iets dat het tijdens de borrelpraatjes goed zou doen.
Het ligt in de natuur van veel mensen om het meest voor de hand liggende, compleet links te laten liggen. Dingen die zo overduidelijk voor je neus voor het grijpen liggen, zien ze vaak niet staan.
Ik ben daarop (uiteraard) geen uitzondering.
Nadat ik een een kleine 2 dagen noest heb zitten worstelen met hout, verf, en aarde. Met kruiden en knoflook, was ik vooral bezig met een gezonde dosis zelfmedelijden omdat mijn lijf me zo genadeloos duidelijk maakte dat ik compleet van de pot gerukt was, dat ik totaal over het hoofd zag wat elke wat minder benevelde ziel allang zag: als je je met zoveel hart en ziel inzet voor een tuin. Voor specifieke tuinvulling, is dat dan niet wat normale mensen een hobby zouden noemen?
Het feit dat Ilse en ik hardop fantaseren over een huisje bij een volkstuincomplex, om dat vol te stampen met eetbaar struweel, rustgevende bloemen en planten. Lekker wroeten in de aarde, en daar ons eigen paradijsje maken. Is dat dan geen hobby?
Natuurlijk wel. Dat is het wel.
Ahaaaaaaa.
Ik heb ontdekt dat ik het erg rustgevend vind om met Lego te knutselen. Een zeer specifieke soort lego. En dan niet de Alibabaexpress variant, maar de echte Lego. De dure dus. Dat is duur, dus ik koop niet wekelijks een set, want dan krijg ik (meer nog dan bij de modelauto's) toch wel serieus niet zo zeer de vraag wát we gaan eten, maar óf we deze maand nog gaan eten.
Maar dan heb ik weer zo'n set, en dan kan ik gedurende een week lang lekker aan tafel zitten knutselen en priegelen. Soms met hulp van Jente. Soms met hulp van Ilse. Soms met hulp van beiden. Het hoeft niet snel. Zo'n doos zit vol met zakjes. Soms is één zakje per dag alles wat ik haal. Soms een halve doos. Maar het is wel tof om de vooruitgang te zien. Het kan vaak niet snel, want ik weiger om toe te geven dat ik inmiddels al heel lang een leesbril nodig heb. Het is vaak stoeien met de boekjes om tot de conclusie te komen dat dat verkeerde steentje niet het gevolg was van een verkeerd opgestelde bouwtekening, maar van mijn tekort schietende ogen. Dit dan weer tot vermaak van mijn echtgenote en dochter.
Elke oplettende lezer zou nu zeggen:"Marnix, wat een leuke hobby heb je daaraan". En gelijk hebben ze.
Ahaaaaaa.
Hobby twee.
Dus toch niet helemaal Koos Hobbyloos.
Ik vind het ergens ook wel knap dat vaders en moeders er überhaupt hobbies op nahouden. Kinderen weten feilloos elke beschikbare minuut van je tijd te kapen.
En als het niet is om lol te maken, dan is het wel om de nieuwste meisjes-drama's met je te delen. Of gewoon de wensen voor haar slaapfeestje te bespreken, uiteraard op een moment dat het al 5 minuten geleden was dat je had moeten vertrekken naar school.
Een kind heeft een compleet afwijkend besef van tijd. Zeg maar gewoon geen enkel besef van tijd. En als je ze wijst op het feit dat de tijd toch echt sneller verstrijkt dan zij kletsen kunnen, is het lijden in last.
En daar komt de gedisciplineerde ouder om de hoek, die gewapend met een zweep of scherpe tong de boel draaiende houdt. Ik probeer dat ook. Heus. En dat we telkens op tijd op school zijn, mag een godswonder heten.
Ik breng Jente, als het even kan, in de ochtend naar school. Als het niet kan, kan het niet. Maar als het even kan, is het voor Ilse, met dat bezopen slaappatroon, ook wel fijn als ik ons kind in de vroege ochtend naar school bonjour.
Dat is een magistrale oefening in geduld. Soms met spectaculair gevolg. Als ouder wordt je geleerd dat je tot 10 moet tellen, ik kom al tot 6. Soms.
Als ik niet op haar kamer zit, vergeet ze zich aan te kleden. Ondanks herhaalde oproepen tot actie.
Als ik niet haar kledingstukken aangeef, is haar knuffel of kussen belangrijker. Als ik niet elke 5 seconden zeg, dat ze een hap moet nemen van haar ontbijt, vergeet ze het. Na 3 keer....
Want het is niet alleen vergeten van waar ze mee bezig is, ze is zó snel afgeleid dat ik vermoed dat er een pracht van een bliksemafleider aan haar verloren is gegaan. Hak en Tak is er niks bij. Ze is al bij de volgende tak, als de hak nog moet landen, en in het proces vergeet ze alles waar ze mee bezig was.
En bij nagenoeg elke opdracht is het: "Jamaahaaar ik moet eeeheeeerst".
Jente heeft prachtig, lang, rood haar. Dat moet geborsteld worden. 1 haal over haar bolletje, vervolgens begint ze te vertellen over plannen voor de dag, en hangt die borstel halverwege haar haren, om totaal niet meer gebruikt te worden. Ja, tot ik haar meld dat ze door moet met dat borstelen. En dat niet 1, niet 2, niet 3, niet 5 maar wel 10 keer.
Ik vind het verschil tussen zo'n kind en mezelf echt verbijsterend. Als ik wakker word, ben ik met 5 minuten beneden. Zit er okselfris onder mijn armen, loopt de koffie door, terwijl ik een peuk rook. Mijn ontbijtje en koffie globberen we naarbinnen en binnen 10 minuten ben ik klaar om dat te gaan doen waarvoor ik zo godsonmogelijk vroeg mijn nest moest verlaten.
En ik heb geen flauw benul hoe ik Jente bij moet brengen dat een efficient gebruik van tijd voor ieders zenuwen, maar vooral die van mij, beter is.
Goed, dan zijn we ein-de-lijk zover dat we naar school kunnen, de jas is aan, de schoenen zijn gevonden en aan, we staan op het punt om door de reeds geopende voordeur naar de auto te lopen.
"Maar papa, ik wil nog eeeeeeeven mama een knuffel geven".
"Nee liefje, mama ligt nog te slapen".
"Nee, maar papa, ik hoorde mama een scheet laten, en hoesten. Ze is heus al wel wakker hoor, toe nouhou".
Om vervolgens dus de hele rit te zitten stressen of we niet te laat komen. Dat kind dus. Ik niet. Ik weet dat we op tijd komen, omdat ik mijn wekker niet om 0730 in de ochtend zette, maar om 0700 uur. Je moet wat.
Men zegt wel eens dat je er zoveel voor terug krijgt. Van zo'n kind.
Men zegt er echter nooit bij wat je er dan voor terugkrijgt, en wanneer. Ik begin te vermoeden dat wij te laat zijn begonnen aan kinderen, want Jente is behoorlijk goedgeefs, maar met haar hele idee over het concept tijd denk ik dat ik het in mijn leven niet meer meemaak. Of ze moet echt stevig uitpakken en een specatculaire uitvaart voor me regelen. Of zo.
Mijn schone ouders waren afgelopen vrijdag maar liefst 50 jaar getrouwd. Een waar jubileum.
En op zich een steeds zeldzamer wordend fenomeen, want als je sociale media en de wat minder frisse pers moet geloven, blijven mensen steeds minder vaak lang bij elkaar. Deze twee mensen, vonden elkaar, besloten elkaar lief en leuk te vinden, werkten hun leven lang kneiterhard om dat zo te houden, en ziedaar het resultaat.
Om dit jubileum wat extra glans te geven, nodigden ze vrienden en familie uit op een excursie naar de "Markerwadden". Met een boot naar een kunstmatig opgespoten eiland, dat vol met leven zit. Zowel van het plantaardige als het dierlijke leven.
Onder leiding van een gids, werden we dat eiland over gejaagd, terwijl we links en rechts om de oren geslagen werden met kennis over planten, dieren en mee-opgespoten fossielen.
Onze gids was redelijk kundig, maar had totaal geen gevoel voor humor. Werkelijk niet. Of we pasten qua humor totaal niet bij elkaar, dat zou in theorie ook kunnen.
Wel gaf hij me een paar keer het compliment dat ik zo'n goeie smaak had. Want ik wees een paar prachtige plantjes en bloempjes aan, waar ik meer van wilde weten. Er groeide zelfs een bepaalde bessenplant, die op straffe van een gewelddadige dood met Natuurmonumenten als beul, niet aangeraakt mocht worden, ondanks dat die besjes in de yoghurt ernstig smakelijk waren.
Met die doodsbedreiging in mijn achterhoofd, durfde ik het toch niet helemaal aan om een van die (daar in overvloed aanwezige) struikjes mee te kapen.
Overigens: het was niet echt meer de tijd voor het spotten van veel dierlijk leven. Jente heeft een levende kreeft gespot. Ik een of ander vogeltje dat zenuwachtig door het zand paradeerde, maar daar hield het wel op. Ik zag wel een dooie vogel en een dooie vis, maar ik geloof niet dat dat helemaal de achterliggende gedachte van de excursie was. Maakt niet uit. Ik geniet toch het meest van de flora in al zijn prachtige kleuren en eigenwijsheid. Te meer ook omdat ik het dierlijke leven toch vaak afmeet aan de smakelijkheid ervan in gebraden toestand op mijn bord.
Aan het einde van de tocht verzuchtte de gids dat het politieke klimaat er helaas niet echt naar is om makkelijk dit soort natuurgebieden in stand te houden. Ik was het roerend met hem eens, en toen gaf de beste man er toch blijk van enige humor te hebben: hij meldde trots dat hij voor het CDA in de gemeenteraad zat. Met die grap in mijn achterhoofd durfde ik het aan om te vragen of er ergens een plek was waar ik, zonder gelijk gekielhaald te worden onder de veerpont terug naar het vaste land, een peuk op kon steken.
En gelukkig was dat er.
Het was een prima geslaagde dag. Met als afsluiter een lekker stukje eten in de haven van Lelystad.
Mijn schoonouders hebben een pracht van een dag gehad, en wij dus ook.
En dan moet ik toch weer wat werk verzetten. Uw weekend begint, ik wens u een beste toe.
Prinsemarij, Simon en het grote zwarte niets.
De politie, uw beste vriend. Waakzaam en dienstbaar. En nee, ik ga nu geen verhandeling geven over mijn laatste boete, want die dateert al...
-
Het marsenboekje. Een lullig plastic ding, met hetzij marsen erin, hetzij koralen. Een beetje afhankelijk van het soort dienst dat we moeten...
-
Het reizen met de trein begint me steeds beter te bevallen. Niet in de laatste plaats omdat ik minder geld via de benzinetank zie verdampen...
-
Ik schrijf vaak over pareltjes van het platform. Dat kan positief en negatief zijn. De negatieve pareltjes, noem ik dus ook cynisch "pa...