maandag 27 november 2017

van Baerlestraat pt.2

Een kleine herinnering.
Ze heet Cynthia. Een hele leuke, jonge meid uit Purmerend. En samen brachten we vele uren door in de catacomben van het conservatorium in Amsterdam. (Niet altijd samen, overigens).
Niet dat zij nu zo muzikaal was, maar dat maakte niet uit. Ik had op mijn beurt letterlijk én figuurlijk niet veel kaas gegeten van het fenomeen catering.
Zij werkte in de kantine van het conservatorium, en ik kwam er vaak. (Hoofdvak kantine, niet voor niks voor en door mij uitgevonden). In de vroege ochtend, als ik nog brak was van de late avond ervoor, kwam ik beneden. En met mijn ongestreken, verkreukelde smoel wist ik nauwelijks verstaanbaar uit te brengen dat ik koffie wilde.
En koffie kreeg ik. Vers gezet. 30 cent. Of 50 cent. Zoiets. En die kreeg ik dan van Cynthia. Die me breed lachend vroeg of het laat was geworden.
Met die koffie stiefelde ik naar het rokersgedeelte van de kantine. Dat kon toen nog. Men was er niet zo vol van haat tegen rokers dat die maar naar buiten verbannen werden.
Soms, als het rustig was, kwam ze erbij zitten. We kletsten dan wat over het weer. Over het feestje. Over haar kinderen. Over van alles en nog wat. Meestal ontdooide ik dan wel wat, en was ik klaar voor het eerste college (kak-theorie) of les (trompet) of gewoon wat zelfstudie.
Na een paar uurtjes was het tijd voor de lunch.
Voor een paar euro (minder dan 5, dat weet ik zeker) kon ik een paar lekkere echt vers gemaakte broodjes kopen. En weer werd er naar me gelachen. Grapjes gemaakt.
Uiteraard werkte ze daar niet alleen. Ze had collega's, oudere dames. Die alle hoofdvak-kantine-studenten bij naam kenden, en wisten wat we speelden, hoe het ging enzovoort enzovoort.
Samen met deze collega's maakte Cynthia de kantine (die in de kelders lag, dus het meest vochtige deel, en ook het meest ongezellige deel van het conservatorium was ) tot een gezellige ruimte. Waar lekkere geuren hingen (ik ben er ooit wel eens op gewezen dat roken wellicht was toegestaan, maar die al te geurige kretek sigaretten toch maar liever niet, de bakkerij 3 panden verderop klaagde over stankoverlast), waar bijtijds gezellige kerstversiering werd opgehangen, en waar alle aankondigingen van wat minder voor de hand liggende feestjes werden opgeplakt. Kortom: Cynthia en haar lieve collega's maakten een dag aan het conservatorium nog draaglijker.

Het CVA had ook een dependance. Vlak bij het station. Het zeemanshuis. Daar kwam ik minder vaak. Vond het een ontzettend onprettige tent. Ondanks dat de mensen die het bestierden er best goed te pruimen waren.
Ook de kantine was een slag ongezelliger dan in de van Baerlestraat. Niet alleen kwam dat door de ruimte, ook de dame die daar de soeplepel zwaaide, was op zijn zachtst gezegd dubieus. En het volgende voorval zorgde ervoor dat ik er alleen maar fabrieksmatig ingepakte eetwaar kocht.
Dat zat zo:
Ik kwam in het Zeemanshuis voor een lesje algemene muziekleer, en na die les stegen er heerlijke geuren op uit de kantine. Op mijn vraag wat daar zo lekker rook, kreeg ik te horen: mosterdsoep (en fluisterend: van Unox).
So far so good, en een lesje algemene muziekleer maakte mij behoorlijk hongerig. En een lekker mosterdsoepje met een broodje, dát ging er wel in.
De juffrouw schepte een kom vol, kwakte een homp brood ernaast, en ik ging lekker zitten smikkelen.
Tegenover me zat Ruud, of Kees. Weet ik niet meer.
De soep wordt zelden zo heet gegeten als dat ze wordt opgediend, dus een beetje soppen met dat brood en wat napraten over de les en voorbespreken van de komende les, tot de soep een min of meer eetbare temperatuur had.
Ik tilde de lepel uit de kom en wilde die charmant naar mijn wijd openstaande mond leiden, toen mijn tafelgenoten me wat raar aankeken. Dat wil zeggen: hun blik richtte zich op mijn soeplepel, die nog een beetje droop. Een beetje lang bleef doordruipen. Ik keek ook maar eens naar mijn lepel.
En de rillingen liepen niet eens spontaan meer over mijn rug. Mijn keel ging onomkeerbaar dichtzitten.
Van mijn lepel, tot in mijn soepkom hing een lange, grijs-zwarte haar. In de kleur van de lange, toch wat onverzorgde, grijszwarte haren van de kantine juffrouw.
En langs die haar droop dus de soep van mijn lepel terug de kom in.
Ik wil eerlijk bekennen: ik vind banaan oneetbaar ranzig, maar die soep heb ik ook niet opgegeten.
Toen ik er een opmerking over maakte, leek de kantine juffrouw niet in het minst verbaasd. Ze wilde me nog afschepen met een nieuwe kom, maar ik heb maar gekozen voor een voorverpakte roze koek. Wel zo veilig.

Eenmaal terug in de kantine van de van Baerlestraat, deelde ik dit verhaal met de meiden/dames die daar werkten, en konden we er smakelijk ;-) om lachen.

Inmiddels ben ik een aantal keren terug geweest op het conservatorium. Niet meer in de van Baerlestraat, dat is inmiddels een hotel geworden waar je als gast meer dan 1000 euro per uur moet aftikken om er te logeren. Maar wel het nieuwe conservatorium. Tot mijn verdriet werkten Cynthia en haar collega's er niet meer. De catering is in handen gekomen van een bedrijf dat van armlastige studenten koudweg 1,80 voor een kopje machinekoffie vraagt, en minimaal 4,50 voor een lullige sandwich. Het personeel is hip gekleed, spreekt geen Nederlands en is nauwelijks zo persoonlijk geinteresseerd en menselijk als de kantinedames van de van Baerlestraat.
Niet in alles verbeterd dus, dat conservatorium. Hoewel ik meteen geloof dat de kans dat je er dikke zwart-grijze haren in je soep aantreft, ook met 100% gedaald is.

Een klein ander dingetje:

Sinds ik een CPAP heb, heb ik eigenlijk niet echt noemenswaardig last meer van slaapapneu. Joechei.
Maar als ik verkouden ben, loop ik het risico dat ik mijn masker volhoest, of volnies, of dat de watervallen uit mijn neus mijn masker afvullen, en dat ik alsnog stik.
Dus dat is een klein dingetje. Maakt niet uit, hou je toch.
Gevolg is wel dat ik als ik dan verkouden ben, ik ook overdag meer slaap nodig heb. Eventjes bijtukken.
Die kans heb ik niet altijd, en dan wil het wel eens voorkomen dat ik op momenten dat het wel kan, gewoon even wegzak.
Dit gebeurde me de laatste keer dat ik in de houding werd gezet. Er moesten binnen het TKKMAR wat medailles uitgereikt worden, er moesten wat mensen bevorderd worden en er werd afscheid genomen van wat mensen.
We werden in de houding gezet, en de hoge heer nam het woord. En nam dat behoorlijk ruim. Ik sukkelde weg. Staand en wel zakte ik in een kort hazeslaapje.
En ben dan wel zo lucide dat ik op mijn benen blijf staan. Toch prettig. Maar wel slapend. Tot ik, omgeven door grinnikende mensen aan mijn arm werd geschud. Ik bleek ook staand slapend te snurken. Niet heel charmant. Wel komisch.

Inmiddels is de waterval van mijn neus opgedroogd. Net op tijd, want het is een behoorlijk drukke periode. 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een weekje niet zo vrij.

 Oeps. Excuses. Een weekje overgeslagen. Maar goed, als je niks te zeggen hebt, is het misschien ook wel goed om niks te zeggen. Ik had zelf...