vrijdag 9 augustus 2024

Fuhkansieeeeee de 2e.

 We verblijven onze vakantie in een huisje dat niet het onze is. Twee lieve mensen stelden dit belangeloos aan ons ter beschikking, en heel veel anders dan genieten, hoeven we niet. Hoewel er natuurlijk wel bij komt kijken dat je de boel net wat netter houdt. Net ff vaker wat opruimt, en tot op het hysterische af voorzichtig bent met de spullen. Hier geen onverwoestbaar plastic camping-spullen, maar mokken en borden van porcelijn. Om maar eens wat te noemen.
Met regelmaat van de seconden riep ik dan ook dat Jente (die last heeft van (on)willekeurig rondslingerende ledematen, waarover later meer) toch vooral op moet passen. Want ja: ik zie met grote regelmaat bekers, borden, kopjes, pannen, nét niet tegen de vlakte duiken en aan gruzelementen gaan.
Dat ging een aantal dagen verdacht goed. Noch Jente, noch Ilse kregen het voor elkaar om iets te breken, en helemaal trots op mezelf vanwege de frequent uitgeroepen waarschuwingen (waarvoor ik als dank maar weer een roloog of een facepalm kreeg) begon ik te vermoeden dat we het huisje precies zo achter zouden laten, zoals we het aantroffen.
Ja.
Ik ben geen enthousiaste zonaanbidder, en al helemaal niet als dat bij een strand of zwembad is. Tel daarbij op dat 35 graden en warmer voor mij temperaturen zijn om in zomerslaap te gaan (ik hou serieus van de zomer, maar alles boven de 30 graden vind ik zwaar overdreven) en u kunt zich voorstellen dat het zoveelste bezoekje aan het zwembad hier, niet per se leidt tot een overenthousiaste Marnix. Maar goed, we kunnen ons extreem levendige kind niet opleggen om zich maar helemaal aan mijn standaard aan te passen, dus op een gegeven moment besloot ik knorrig om me dan maar weer in die vermaledijde zwembroek te hijsen. En omdat dat met Teva's (ja, ik heb ze nog) aan, sneller gaat dan die ook nog eens uit te moeten doen, hield ik die dus maar gewoon aan mijn voeten. Stom natuurlijk, want Teva's zijn full functioning sandalen, met riempjes en klittenband. En die riempjes raakten verstrikt in een broekrand. Mijn haastige bewegingen werden wat verkrampter, en mijn been schoot los. Victorie! HA!. Mijn been schoot los en maaide een tafeltje omver, waarop een ontbijtbordje van Jente stond. Die aan gruzelementen ging. Nu kan ik, heel terecht, Jente de schuld geven van dat gebroken bord. Ten slotte ruimde zij haar troep niet op. Maar de ironie dat IK continu aan het zeuren ben dat ze op moet passen dat ze niks kapot maakt, en dat IK uiteindelijk degene ben die iets kapot maakt was mooier. Gelukkig hebben we nog een week om voor vervanging te zorgen en heel deemoedig de eigenaren op de hoogte te stellen.
Fuck.

Voor Jente is het soms best spannend. Al die nieuwe indrukken. En dus wil het voorkomen dat ze wat moeilijk in slaap komt, veel droomt en vaak wat eng droomt. Prima. Kan gebeuren. Gelukkig is ze dan vertrouwd genoeg om bij ons te komen liggen. Fijn dat ze die veiligheid bij ons ervaart en durft te gebruiken.
Voor haar, voor ons ligt dat anders. Uiteraard vinden we dat fijn, de uitwerking is dat Ilse in Jente's bed bivakkeert, en Jente bij mij. Ook gezellig. Hoewel ik soms wakker word met een been in mijn oksel, een arm rond mijn voorhoofd en een extra hoofd in mijn knieholte. Haar deken als extraatje (ze gebruikt een deken, in deze temperaturen... Koukleum tot en met) ergens over mijn hoofd heen. En als ze niet de meest bizarre kronkels met haar lijf maakt, dan ligt ze zó wijds over het bed, dat ik keuze heb uit vier niet te grote vlakken van het bed waar ik dan nog kan liggen, áls ik er pas. Wat niet zo is.
De ledematen van dat kind zijn serieus zo flexibel, dat ik eigenlijk vermoed dat er toch iets van rubber ergens in de genen terecht is gekomen. De uitwerking van dat grapje, laat ik voor de verandering aan de eventueel grimmige ziel van de lezer over.
Helemaal wakker en wel, is ons kind 'aan'. Altijd al geweest. Tot 's avonds laat. En dan wil ze nog wel even "Jeu de Boule'n"
Goed, die set zware ballen gaat elk jaar mee, en nu is er de ruimte voor, dus hop. Naar die Jeu de Boule-baan. Eindelijk worden ze eens gebruikt.
Met enig dedain besluit ik Jente eens goed te leren hoe dat in zijn werk gaat.
Ziet u hem aankomen, ja? Nou, ik zag het niet. Ik werd volslagen weggesmeten van dat baantje. Jente krijgt het voor elkaar om die zware ballen dus precies daar te gooien, waar ze wezen moeten. Ik ging er vanuit dat die rondslingerende ledematen het recept zouden zijn voor totale chaos en een verhoging van onze verzekeringspremie. Dus ik was blij dat de baan wat achteraf lag. Maar dat bleek dus niet nodig. Ze kwam, zag, en overwon. En leuk dat ik dit vind. Met dat onbevangene van een kind, kwakt ze alle ballen gewoon op de goeie plek, doet daar heel hip over, en geniet ervan dat ze haar vader totaal zoek speelt. Machtig mooi.

Met ons drietjes delen we ook een fascinatie voor het werk van meneer S. Dalí. Ik weet weinig tot niks van beeldende kunst. Ik snap het vaak ook niet. Maar ik kan heel erg genieten van dingen die ik niet snap. Dingen die in mijn roerige ziel belanden, en waar ik naar hartelust in kan wegzakken, om er zelf iets van te maken. En meneer Dalí heeft ooit heel veel kunst gemaakt, die dat bij mij veroorzaakt. Jente ontdekte het werk van Dalí bij haar opa en oma en had meteen dezelfde fascinatie. Dus toen er in Amsterdam een videografische voorstelling was, moesten we daarheen.
Hier, in het zuiden van Frankrijk, zitten we op "slechts" 3 uur rijden van een van de musea die aan deze man gewijd zijn. Dat is in Spanje. In een dorpje, genaamd Figueres. Daar wilden we wel naartoe.
De heenreis was de hel op aarde. File. Te warm. Ietwat overprikkeld. En omdat we op een bepaalde tijd hadden gereserveerd, toch wat stress of we wel op tijd zouden komen.
We kwamen aan, parkeergarage zat vol, dus werden we naar een andere parkeergarage geleid. Ondergronds, waar we door een medewerker ergens diep in de krochten van Figueres werden weg gezet. We zagen allemaal dubbelgeparkeerde auto's staan, waarbij we ons afvroegen of dit het einde was van onze auto zoals we haar kenden.
Maar goed. Op naar het museum.
Het museum was alleszins de moeite waard. Wat hebben we genoten van alle absurde en surrealistische zaken die meneer Dalí heeft gemaakt. De verwondering en wederom de onbevangenheid waarmee Jente de zaken bekijkt, was een kers op de taart. Het dorpje zelf was niet de moeite. Veel toeristen die er vooral vanwege het museum komen. Maar het heeft verder niks te bieden. Denk ik. We waren er te kort.
De terugweg besloten we te gebruiken voor ons traditionele vakantie-uitje naar een Schots specialiteitenrestaurant. Ergens vlak over de Spaans-Franse grens. Ik verrekte het om weer in de file te gaan, dus we kozen voor een alternatieve route.
Dat hebben we geweten. Wat was dat prachtig. Dwars door de bergen. Geen haartje file. Sowieso geen ander verkeer. Misschien wel omdat het de minst logische route was. Smalle bergweggetjes waarbij een tegenligger een groot probleem had opgeleverd. Bizar steile hellingen, haarspeldbochten waarbij elke tegemoetkomende vlieg een obstakel was. En vergezichten om nooit meer te vergeten. (Al was het maar omdat we een paar keer stopten om er een foto van te maken, met absurd ontoereikende camera's van veel te duur gekochte telefoons). Mijn auto, onze Bea, heeft nog nooit in haar 17 jarige leven zó hard moeten werken. En ik dus ook. Maar ze deed het zonder een krimp te geven. En ik dus ook. Er circuleert een foto van mij waarop ik met een brede grijns aan het werk ben om ons levend door die bergen te krijgen. Wat was dat gaaf.
[Ik wil mijn relaas hier even onderbreken met een mededeling over dat Schotse specialiteitenrestaurant. Het lag in het dorpje Argeles sur mer, en het is een traditie van ons, dat we minimaal (en maximaal) één keer in de vakantie bij zo'n tent gaan eten. En tot dit jaar, was het elke keer een immense teleurstelling op een dienblad. Koud, lomp in elkaar geflikkerde burgers. Laffe, kleffe, koude frietjes, die rechtstreeks uit de vriezer in het bakje werden gekledderd, alsof ze vergaten dat die dingen op zijn minst 3 minuten in de kokende olie moeten liggen. Lang wachten, incomplete bestellingen. Nee. De mcDrek is in Almere al volkomen kut, in Frankrijk wisten ze elke keer weer de diepste kringen van de fastfood-hel te verdiepen. Maar niet in Argeles sur mer. Daar kregen we al rap onze bestelling. Helemaal compleet. Lekker warm. En smaakvol. En aangezien het makkelijk klagen is, moet je ook makkelijk een compliment maken: de McDonalds aldaar, deed het heel erg goed. Naar verhouding dan, want het is en blijft culinair gezien gewoon een vreselijke zeiktent.]
De gaafheid eindigde nogal abrupt met een nogal lompe stommiteit mijnerzijds. De terugreis eindigde namelijk in het donker. En donker is ook serieus donker. Niet voor niks dat we waar mogelijk en redelijk continu met groot licht reden. Zo donker was het.
Jente was al in slaap gesukkeld, en Ilse en ik luisterden naar mijn soort muziek, omdat ik het, na alle indrukken van de dag, best pittig vond. We waren in het aanpalende dorpje, en Ilse liet zich ontvallen dat ze het idee had, dat ze vuurvliegjes had gezien. Waarop ik mompelde dat dat niet aan mij voorbehouden was, aangezien ik met de auto, het verkeer en de weg bezig was. En in dat grote licht zag ik weliswaar heel veel fauna uit het insectenrijk op me af denderen, maar niet iets wat herkenbaar zou zijn als vuurvlieg. En zelfs al was het een vuurvlieg: het beest zou uitdoven tegen mijn auto, voor ik ze als zodanig had kunnen identificeren.
Maar hey, ik wilde ook wel eens een vuurvliegje zien, dus in mijn oneindige stupiditeit, draaide ik mijn lampen uit.
Ik. Draaide. Mijn. Lampen. Uit.
Elke gek kan je vertellen dat dat in het donker, op landelijke Franse wegen, zonder enige vorm van kunstmatig of zelfs maar natuurlijk licht, volstrekt gekkenwerk is. Vragen om dodelijke ellende. Ik doe dat gewoon. Omdat het kan. Met nieuwe maan, was het simpelweg dodelijk donker. Compleet zwart.
Ilse begon van schrik te hikken en te mekkeren. Helemaal terecht. Het zou eeuwig zonde zijn om onze fantastische trip naar een museum, ergens in een gribus-lijkenhuis te eindigen. En achteraf vond ik het zelf ook niet echt een heel erg goed doordachte actie.
We leven nog, en Ilse zal me hier denk ik, nog regelmatig mee confronteren, als ik weer iets compleet gestoords doe.

We reden naar Montpellier toe. Want dat was volgens veel mensen die ik sprak, serieus de moeite waard. En op zich: het was het halve uurtje rijden niet eens NIET waard. Maar om nu te zeggen dat er in Montpellier een levensveranderende ervaring op me wachtte: nee. De stad was haast on-Frans schoon. Je zou je bijna schamen om er te niezen. En de stad was lekker middeleeuws. Ouwe gebouwen van historische waarde. Heel erg smalle straatjes. Aardige winkeltjes. Onfatsoenlijk heet. Had ik al gemeld dat het heet was? Het was heet. De hele vakantie was heet. Maar Montpellier deed daar, zelfs na Spanje, nog een schepje bovenop. Hoewel dat geen eerlijk vergelijk is, want in Spanje wandelden we door een min of meer geconditioneerd museum en in Montpellier was er van enige lucht-conditionering gewoon geen sprake. Het meest opzienbarende aan Montpellier, was de parkeergarage. We reden erin, parkeerden de auto, ergens diep onder de grond. Stapten uit, en kregen een klap van de enorme hitte. Zelfs diep onder de grond. We deden ons wandelingetje door de stad. Slobberden er van een ijskoude milkshake (gekocht in een Chinees theehuis, we hebben dit jaar wel nagenoeg de hele wereld gezien aan culinaire uitspattingen) en toen wilden we wel weer naar huis. Terug in de auto, begonnen we aan een werkelijk hemeltergende tocht om überhaupt die parkeergarage te kunnen verlaten. Sortie, dat betekent uitgang. Dat bleek een doolhof te zijn, waarbij we blij waren dat we geen grotere auto hadden. En toen we de uitgang gevonden hadden, bleek dat die uitgang een ingang was voor een heel andere parkeergarage, waar we weer een kaartje moesten kopen. En toen we dat kaartje wilden afrekenen, bleek dat niet te kunnen of niet te hoeven, en konden we verder dwalen naar de tweede uitgang van de dag. Ik geloof oprecht dat de architect een dronken mensenhater was, en de aannemer weliswaar een hartslag had, maar ten tijde van het bouwen van die garages geen meetbare hersenactiviteit meer had. Wat een draak van een parkeergelegenheid.
Over culinaire zaken gesproken: we bedachten dat we die avond lekker makkelijk zouden doen, en kozen op basis van kleurrijke en aantrekkelijke verpakkingen een drietal maaltijden voor in de magnetron/pan.
Laat ik beginnen met de verpakking van het eten van Jente. Zij koos een pasta gerecht met kip en champignons. Zag er nogmaals erg appetijtelijk uit. 2 minuten in de magnetron en smullen maar. Wat er echter uit die verpakking kwam, zag er uit als iets waar zelfs onze kat haar neusje voor op zou halen. Het rook nog best aardig, maar alles had dezelfde bruin-grauwe kleur.
Mijn eigen maaltijd zat in blik, en het etiket verhaalde over worst, eendenpoot en boontjes. Nou, ik lust wel een eend, worst is aan mij wel besteedt en boontjes vind ik prima. Toen ik dat in de pan liet glijden, verging me de eetlust. Het was één en al bruin dat de klok sloeg, en ik weet nog hoe wij onze hond zijn avondprakje maakten van brokjes, vlees, warm water en een schepje kalk voor zijn botten. Nou, zo zag dat eruit. Het etiket vermeldde ook iets over de opmaak en garnering, maar zelfs op mijn bord zag het eruit als iets dat door meerdere mensen eerder al was gegeten en niet goed verteerd richting riool ging.
Overigens rook het best aardig, en het smaakte zelfs best goed. Ilse haar prakje zag er eigenlijk nog het beste uit, en rook ook het beste, maar dat is relatief. Want ik denk dat ik wat Franse magnetronmaaltijden betreft, goed uitgegeten ben.
Als je bij de Albert Heijn een magnetronmaaltijd haalt, ziet het er best nog prima uit. Men heeft in de fabriek al moeite gedaan om het er aantrekkelijk en smaakvol uit te laten zien. Ik vermoed dat de Fransen, wiens culinaire identiteit toch op een wat ander niveau ligt, een soort van mild walgelijke emotie voelen ten aanzien van de magnetron, en dat ze stiekem vinden dat wie zichzelf verlaagt tot een magnetronmaaltijd, dan ook niet iets aantrekkelijks moet krijgen. Of zo.

En dan, zomaar, in een oogwenk zit het er al weer bijna op. Op de een of andere manier is 10 dagen voor ons wel een beetje het maximum. Dan heeft Jente het gehad. Of ik. Of Ilse, of een combinatie van die drie. En dat is elk jaar weer. 10 dagen. Dan is het mooi geweest. We verlangen naar huis. We vinden het wel welletjes.
Voor mij persoonlijk: daar waar ik een enorme liefhebber van warmte, zon en mooi weer, is dagen (zo niet weken)lang boven de 35 graden gewoon een beetje teveel van het goede. Ik versuf, en daar waar Jente dagenlang in het zwembad zou kunnen doorbrengen, om vervolgens met het badwater mee te spoelen, is dat voor mij verre van dat wat ik had willen doen. Maar met deze temperatuur ook dat wat ik had kúnnen doen. Het was een fijne vakantie, ik ben een aardig eind op weg om tot rust te komen, en als we thuis zijn heb ik nog een week om lekker een beetje te relaxen.
De grote terugreis (letterlijk en figuurlijk) zal toch ook wel een beetje in mineur eindigen. Thuiskomend in een huis zonder Claus. Kijken bij zijn grafje. En het door Jente zo liefdevol gemaakte grafbordje plaatsen.
Het zal wel wennen zijn.
Dat zal de vakantie van 2024 wel een beetje domineren, denk ik. Ondanks de hoogtepunten die er ook waren, zoals de ongelooflijk gave momenten die we hadden onderweg, naar het Dalí museum en het ravotten van en met Jente in het zwembad.

Het weekend staat te beginnen, en voor allen die daar nog praktische/theoretische waarde aan hechten: ik wens u een goede toe.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

HANDelingen

 De herkomst of bestemming van de vliegtuigen die ik leeg, dan wel vol rij, is mij niet vaak bekend. Dat is voor het uitvoeren van mijn werk...