Pareltjes van het platform:
We herkennen elkaar altijd wel: iedereen die op Airside wat te zoeken
heeft, loopt rond in HVC. Al was het maar een hesje. Afhankelijk van de
functie die je hebt, is dat nog kraakhelder en oogverblindend, soms wat
smoezelig. En in veel gevallen loopt men er op van die enorm lompe
veiligheidsschoenen. Iemand die dat niet aan heeft, is een reiziger, op
weg naar de deur van terminal, bus of vliegtuig.
Iemand die geen HVC
aan heeft, behoort in principe dus nergens anders te zijn dan in de
terminal, in het vliegtuig of in de bus. Of middels de kortste looproute
naar één van die drie plekken.
Dat is ook gewoon een
veiligheidsding. Geen HVC aan, betekent zelfs bij daglicht, dat mensen
er niet op letten, dat je dus gevaar loopt om plat gereden te worden
door apparaten die in de regel enorm zwaar en enorm lomp zijn.
Dus
als er ergens iemand loopt zonder HVC, is dat altijd wel even een reden
om zoiemand aan te spreken. Niemand wil namelijk getuige zijn van het
platrijden van een ander. Niemand wil een ander platrijden, of de rommel
op moeten ruimen. En aangezien het een behoorlijke schrobber op kan
leveren van dienstdoende handhavers, is het vaak ook collegiale
vriendelijkheid om iemand even te wijzen op vergeten HVC.
Als
buspiloten, zijn wij voornamelijk bij de ingangen naar de terminal
verantwoordelijk voor het feit dat reizigers zo snel mogelijk naar
binnen gaan. Zo snel mogelijk betekent dus dat mensen in zo recht
mogelijke lijn van de deur tot deur gaan. Dan doen wij de deur dicht en
gaan verder naar de volgende rit.
Dat is uiteraard in de ideale omstandigheden.
Vaak is het druk. En de werkelijkheid is weerbarstiger.
Want
mensen lopen nu eenmaal niet altijd de kortste lijn. Zeker niet als er
iets te veel alcoholische versnaperingen onderweg zijn verorberd.
Mensen
vinden ook vaak dat de kortste lijn, niet altijd voor hun geldt. En
sommigen lopen gewoon niet net als iedereen, direct naar de deur, maar
vinden dat ze eerst hun hondje uit moeten laten. Of hun kinderwagen moet
optuigen, inrichten en hun hele hebben en houden uit moeten stallen
alsof het gaat om de koningsdagmarkt. Of die gaan, onder die enorm grote
pictogrammen die aangeven dat er niet gerookt mag worden, een peuk
opsteken.
Die moeten wij vriendelijk doch met klem (en dat in toenemende mate) verzoeken om haast te maken.
In 99% van de gevallen lukt dat. Die ene % moet je soms wat minder vriendelijk zijn.
De
uitdaging zit hem hoofdzakelijk in het feit dat we maar 2 ogen hebben.
Je kunt nu eenmaal onmogelijk alles in de gaten houden, en sommige
reizigers zijn echt extreem goed in glibberig wegsluipen. En die zien
meteen waar de zogenaamde "zwarte gaten" zitten, waar ze snel weg
kunnen, en zich verstoppen. Om vervolgens precies dat te doen, wat door
Schiphol als gevaarlijk en dus onwenselijk wordt gezien.
De man in
kwestie was daar echt extreem goed in. Blijkbaar had hij alle zwarte
gaten gevonden, en was 2 drukke en donkere rijbanen overgestoken om aan
de overkant van de terminal ingang tegen een pilaar in het zonnetje te
gaan zitten om eens lekker te roken.
Ik vond het hoogst komisch. De
man was blijkbaar aalglad langs alle collega's naar de overkant van de
weg geslopen, zonder dat hij gesnapt was, en vervolgens lekker vreedzaam
een sigaretje roken. Er ging ook helemaal geen agressie van de man uit.
Maar eerder een soort van vriendelijke
schijt-aan-alles-laat-me-lekker-ff-paffen-doe-niet-moeilijk-ik-ga-zo-wel-naar-binnen-houding.
Het
gemekker over de radio was dan ook niet van de lucht. De rokers onder
ons, konden er de humor wel van inzien. En ook best wel wat respect voor
het feit dat de man zonder ook maar een strobreed in de weg te zijn
gelegd gewoon eventjes in het zonnetje kon zitten. Genieten van de rust
en een peuk.
De niet-rokers waren hoogst verontwaardigd en stonden
op de achterste benen. Ik wed dat ze er slapeloze nachten aan over
hebben gehouden.
Ik snap zo'n man wel. Stations, luchthavens, het
gaat allemaal om het vervoeren van mensen. In alle soorten en smaken. En
die mensen, in alle soorten en smaken, roken nu eenmaal. Als je zoveel
geld verdient aan het vervoeren van zoveel verschillende soorten mensen,
is het optuigen van wat rookplekken echt geen probleem. En kom niet aan
met zaken als gezondheid. Als vervoerder van mensen, zit je niet op de
gezondheidszorg-stoel. Zeker niet op een plek die toch al verre van
gezond is voor het menselijk bestaan. En na een vlucht van 10 uur, al
dan niet met een overstap voor nog een vlucht van ettelijke uren, snap
ik heel erg goed dat mensen een peukje blieven.
Uiteindelijk werd er
een handhaver naar de beste man gestuurd, en die pakte dat erg goed op.
Lachend liepen ze samen naar de terminal terug. En zo hoort het dan ook
te gaan.
Een beetje begrip over en weer.
Nu nog voor de rokende
werknemer, en we zijn weer waar we wezen willen. Het anti-rook beleid
begint een beetje extreme vormen aan te nemen.
Zoals elke huiseigenaar kan beamen: er moet nog wel eens wat, zo af en toe. In en om dat hok van stenen, plastic en ijzer. In ons geval is dat niet anders, en ik zat alweer dik een jaar aan te hikken tegen wat groter tuin-onderhoud.
Specifiek de voortuin.
Jaren geleden met schoonvaders dat geval leeggetrokken, worteldoek erop en daar weer boomschors op.
Prima. Ik kan me al niet meer herinneren wat dat toen kostte, wél dat het een behoorlijke puist aan werk was. En ook weet ik nog dat ik in de tussentijd een keertje een paar liter van dat schorsenspul erbij moest flikkeren, want dat schors dat wordt een soort van vermalen en dan wordt het compost en jawel: dan gaat het onkruid er welig tieren.
En dat ging het doen. Heel erg welig. Heel erg tierend.
In de tussenliggende tijd heb ik er nog eens een werkloos geraakte kerstboom in geplant, met het idee dat die het volgende jaar gewoon weer in huis zou vertoeven. Ik heb er een reeds lang overleden frambozen struik in gekegeld. En een zelf gemaakt vogelhuisje stond er ook. (Dat was een spectaculaire vergissing, aangezien poes Colette er ging liggen, met haar muil open om landende vogels gewoon zonder moeite te kunnen verschalken).
Uiteindelijk kreeg ik van een vriendelijke Sinterklaas een appelboom, welke ik in de voortuin parkeerde, en die doet het daar best aardig. Vorig jaar 12 appels van mogen knagen, dit jaar 6, maar wel nu alweer nieuwe bloesem.
En dus enorm veel walgelijk gras, en andersoortige sprieten, die daar mijns inziens niet horen. Want tja, die boomschors is echt als zodanig niet meer herkenbaar.
Dat er tegenaan hikken, werd steeds meer een dingetje. En ging uiteindelijk over in verslikken, en proesten.
Er moest wat gebeuren.
Mijn dochter is op vakantie met opa en oma. Mijn echtgenote is op een korte fietsvakantie naar een vriendin. Ik ben alleen thuis en expert in uitstellen. Je zou zeggen: een recept tot lekker rustig niks doen, terwijl ik me erger aan aangewaaide en vastgewortelde exoten.
Goed, ik toog eerst naar een tuinwarenhuis om mijn licht op te steken, en daar eens een onthutsende hoeveelheid van dat boomschors te halen. En dit keer geen simpel boomschors, maar Franse boomschors. Dat zou dikker moeten zijn. Geluk dat ik nog 11 zakken kon bemachtigen, want met die bosbranden daar, is dat ook geen vanzelfsprekend iets. Mijn bankrekening kreeg spontaan de hik. Die Fransen zijn slimme mensen. Verkoop boomschors met je land in de naam, kwak de prijs omhoog en geniet van al die domme consumenten die erin trappen. Waaronder uw nederige stukjesschrijver dus.
Maar goed, ik zat in de vroege ochtend aan mijn koffie, en raakte aan de 'app' met een collega. Collega M. En we hadden het over mijn plannen, en toen zei ze dat ze me wel wilde komen helpen. Nou, dat sla ik niet af.
Niet dat ik het niet zou kunnen in mijn eentje, maar het is wel fijn dat er iemand een handje mee uitsteekt, of me simpelweg gewoon een schop onder mijn reet verkoopt om nog even door te pakken.
Het eindresultaat is op zich best wel om over op te scheppen. Ik moet op het moment van schrijven van deze blog wel nog even bedenken hoe ik ga verkopen dat één van de planten (die géén onkruid was) de meedogenloze slachtpartij (van dat wat in mijn ogen wél onkruid is) niet overleefd heeft. Dat om een paar redenen: het ding was lelijk. Het ding kroop net als bloed, waar het niet gaan kan. Er zaten meer spinnen in die plant dan mensen op aarde. Een andere reden is dat ik op die plek een grote, permanente kweekbak voor knoflook wil maken. En wellicht wat ander klein eetbaar grut.
Oh, er was nog een dingetje, dat deze excercitie tot een waanzinnigheid kan bestempelen:
Die woensdag was nagenoeg de meest hete dag van het jaar. In elk geval een hittegolf.
Welke volstrekt mentaal wankele dwaas gaat met 30 graden in de zon, in de tuin staan zwoegen? Ik dus.
Ik was kapot. Niet alleen dat: ik ben serieus kilo's kwijtgeraakt alleen al aan zweet dat enigszins gehinderd door kleding, van top naar teen zakte in stromen waar de Maas, Rijn en Waal jaloers op zouden zijn.
Mijn rug verklaart me voor gek. Mijn benen dachten op zeker moment dat ik rijp was voor een rolstoel, en om te voorkomen dat ik zoiets ooit nog eens zou gaan doen en mijn armen deden op zeker moment gewoon maar iets ongecoördineerds, al was het maar om te voorkomen dat ik nog gekker dingen zou gaan doen.
Gekkenwerk. Iedereen doet het rustig aan met zo'n hittegolf, Marnix en collega M niet. Gewoon: BAMMMM.
Wel mooi: dat worteldoek houdt dus best wel wat tegen aan onkruid dat van beneden komt. Maar als je het dan weghaalt, dan zie je dat sommige planten zich als een soort van kantklos-brei-haak werkje zich door het doek hebben zig-gezagd. De natuur is toch een sterk fenomeen.
Ik was ook even vergeten dat ik diezelfde avond een gezellig afscheidsdiner had van een gewaardeerde collega. En dat ik dus wel enigszins fris en fruitig mij in Volendam moest melden. Dat bleek óók nog een opgave, want dat nat-gezweette lijf van me, wilde zelfs na 30 minuten douchen onder een half-lauwe straal maar niet koelen, of fris ruiken, zelfs niet nadat ik een hele fles douchegel over mijn kanis had leeggekieperd.
Het was echter als vanouds gezellig. Vermoedelijk deels omdat ik uiteindelijk twee hele flessen douchegel over mijn kanis had leeggekieperd. Vreselijk gelachen met en om elkaar. En lekker gesmikkeld. Geinig om collega's eens te zien zonder die werkplunje.
Een drietal daarvan was met de bus naar het Volendamse gekomen, en ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om ze daar, in het schemerduister, bij een ongure bushalte in de Volendamse sloppenwijk achter te laten.
Dus lomp als ik ben, kwak ik mijn auto op de bushalte om ze dan toch maar een lift te geven. Ja. Ik was dus wel even vergeten dat er nog een overtollige zak van 70 liter boomschors in die auto lag. En een enorme minion. En een kinderzitje.
Toen iedereen eenmaal zat, bleek de werking van een autogordel voor sommigen onder ons een ware worsteling te zijn, die weer uitmondde in een gierende schaterlach van achter.
Jente heeft ook vaak moeite met die gordels, maar die wordt er dan kribbig van. Ik zal haar eens vertellen dat het handiger en leuker is, als ze gewoon de slappe lach krijgt als die gordels weer eens tegendraads doen.
Goed, tot zover. Mijn weekend zit er weer op. En nog steeds geeft mijn lijf aan, dat noeste arbeid in de tuin niet iets is dat ik zou moeten doen. Morgen verder tot rust komen, achter het stuur van een bus.
Ik wens eenieder een beste toe.