vrijdag 27 oktober 2023

Dat moet je niet doen.

 "Dat moet je niet doen!".
Het waren gevleugelde woorden, die ik nagenoeg wekelijks wel te horen kreeg. Ik was krap van de middelbare school af, aan het studeren, en aan het ontdekken hoe ik het leven dat ik gekozen had moest leven. Vorm moest geven.
Het waren woorden van iemand die de essentie van het loslaten op geen enkele manier begreep en nog minder in praktijk kon brengen. Het waren woorden van iemand die voelde dat de controle door de vingers glipte, en wanhopig probeerde die te behouden. En wanhopig probeerde de grip op mij (n leven) probeerde te behouden.
"Dat moet je niet doen".
Het leidde er wél toe dat ik nooit geleerd had hoe het aardse leven eruit zag, en dat dus allemaal zelf met vallen en opstaan moest ontdekken. En toen ik los was in die grote stad, deed ik dat met volle overgave. Het ontdekken, en vooral het op mijn muil flikkeren.
En opstaan. Steeds maar weer. Want dat doe je, als lerend mens.
Ik moet hier toegeven dat ik in sommige gevallen het "Dat moet je niet doen!"-antwoord beter wel ter harte had kunnen nemen. Bijvoorbeeld die keer dat ik een doorlopend krediet afsloot om een auto te kopen. Daar heb ik nog lang om kunnen lachen. Vooral toen die auto al lang en breed weg was, en ik me toen pas ten volle realiseerde wat dat eigenlijk inhoudt, zo'n doorlopend krediet. Maar goed: dat was dan een van die keren dat ik dus langzaam opkrabbelde, nadat ik ongenadig op mijn muil stortte.

In 2007 kreeg ik mijn eerste tattoo.
Ik kwam de betreffende artiest wat jaartjes eerder tegen, het begon in mijn hoofd een eigen leven te leiden. Ik begon te denken, nog meer te denken en nóg meer te denken.
De reactie uit het zuiden kon ik inmiddels wel uitspellen (zal ik hem verklappen, of moet ik dat niet doen?), dus dat liet ik gemakshalve maar voor wat het was. Er was mijnerzijds totaal geen behoefte aan het aanhoren van alle stereotyperingen en zelfingenomen en zelfverzonnen argumenten tegen het prikken van een prent. 
Het was ten slotte mijn ding.
Dus die tattoo kwam er. En hoe.
Vol trots plaatste ik een foto op hyves. Dat was toen nog een ding. Ik had er uiteraard niks over verteld, maar via wederzijdse vrienden die wél op hyves zaten, kreeg ik dus een (uiteraard) negatieve reactie te verwerken.
Maar goed. Hij stond en ik was er helemaal blij mee.
Ik had er eigenlijk ook geen heel verheven verhalen vol symboliek bij, maar onbewust denk ik dat die eerste tattoo een groots en meeslepend gebaar was dat mijn moeizaam verkregen onafhankelijkheid onderstreepte.
En er volgden er nog twee, in dezelfde stijl, door dezelfde artiest. Gevolgd door dezelfde negatieve reacties.
Het was voor mij een uiting van het negeren van: "Dat moet je niet doen!" Ik wilde niet bijzonder graag passen in het beeld dat er van mij zou moeten bestaan.

Fast Forward naar het heden.
Ik zal niet ontkennen dat ik, om te komen waar ik nu ben, heel wat heuvels bewandeld heb. Heel wat dalen heb gezien. Net zoals elk mens van in de 40, lijkt me.
Ik bekijk mijn oudste tattoo's nog met regelmaat. Ze zijn ook niet echt te missen en zitten op niet echt te missen plekken. 
En nog steeds vind ik ze mooi. Ze zijn wat aan het vervagen, en de symboliek die ik dát toedicht, past er eigenlijk wel erg goed bij, moet ik zeggen.
Ze stammen uit een vorig leven. Ik was "een ander mens", in zekere zin, met andere inzichten. Ik heb geen seconde spijt van die eerste tattoo's. Want ze horen bij de Marnix die ik ooit was, en zonder wie ik er nu nooit zou zijn geweest.
Het vervult me met wat weemoed, zo je wil.
Maar het vervagen van die tattoo's gaat (zij het langzamer) wel samen met het vervagen van het leven dat ik ooit leidde, en waar die tattoo's aan ontsproten zijn.
Na de geboorte van Jente speelde ik al een poos met het idee om een tattoo te nemen met dat feit als onderwerp.
Ja, dat is intens kazig, maar ik pretendeer dan ook niet dat ik niet een heel erg kazig randje aan mijn karakter heb (ik kan intens genieten van Vlado Kumpan, André Hazes en de Snollebollekes).
Het ontwerp kwam van Anja Brons en Marco van Masto Tattoo was de artiest die het ontwerp op mijn arm prentte.
Het werd een pracht van een prent, vol met symboliek.
De Jente-tattoo was ook de eerste die ik vol in het zicht zette: op mijn onderarm. Iets dat ik pas deed toen ik mijn felbegeerde vaste contract op Schiphol ondertekend had, op aanraden van vriendje Raijmond. En wederom, zoals dat bij mij gaat, het werkt toch een beetje "verslavend". Dat gekras. De "pijn". Het voldane gevoel als hij af is, en als het genezen is. Zo'n mooie, op maat gemaakte prent die ik mijn leven lang met me mee kan dragen.
En ik wilde er nog één. Een fenix, die geen agressie uitstraalt, maar wijsheid, vriendelijkheid en kracht.
Iets waar blijkbaar dus een zekere symboliek niet aan te ontkennen is (een fenix wordt geboren uit zijn eigen as, en in zekere zin is dat bij mij ook een beetje het geval).
En dat is het geworden. Marco maakte deze prent zelf, en na wat heen en weer ge-app over de mogelijkheden en onmogelijkheden staat er wederom een prent waar ik intens blij mee ben. Op mijn hand. Het mag gezien worden.

"Moet je niet doen!" Oeps, te laat. Al gedaan.

Bij het zetten van een tattoo heb ik altijd een paar bijwerkingen. Ik krijg er namelijk een niet simpel te stillen honger van. De tattooëer-meneer zit ergens in een bedrijfspand in Lelystad, waar geen eetgelegenheden zijn die ik stante pede leeg kan vreten. Dat heeft te maken met het feit dat het zetten van die tattoo ervoor zorgt dat mijn lijf ongekende hoeveelheden endorfine en adrenaline aanmaakt.
Afgelopen dinsdag, de dag dat nummertje 5 werd gezet, kwam ik echter al binnen met een tot ver boven mijn oogbollen opgepompte hoeveelheid adrenaline.
Ik was namelijk bijna van de dijk afgereden.
Mijn navigatie heeft de prettige eigenschap dat die mij een route geeft die zo economisch mogelijk is.
Fijn, want er leiden talloze wegen tussen hier en Lelystad, en dinsdag kreeg ik een route voorgeschoteld die ik nog nooit gereden had.
Een prachtige route. Mensen die claimen dat Flevoland een plat stuk onderzees, saai land is, hebben geen flauw benul waar ze over praten. Ga er maar eens rijden. Ga die dekselse A6 eens af, en rij binnendoor naar je bestemming. Net als in Frankrijk, je ziet onverwacht mooie stukken bos, prachtige plassen en gave luchten.
Maar die binnenwegen zijn soms ook net als in Frankrijk, of als het land van doorgang, België: niet al te best, dus.
Ik werd dusdanig binnendoor gestuurd dat ik bang was dat ik over een akker aan het rijden was, en kwam terecht op een klinkerweg waar zelfs Belgie zich voor zou schamen.
Dat klinkerweggetje was de toeweg naar een wat grotere dijk, en op zichzelf al een soort van dijkje.
Ik was me te laat bewust van het feit dat ik evengoed in Belgie had kunnen rijden, want ik reed dus door een soort van diepe kuil in die klinkers, hoorde een bonk, en voelde mijn achterkant uitbreken. Ik voelde mijn achterkant uitbreken en mijn voorkant een richting opgaan, die me naar diepe(r) (letterlijk en figuurlijk) gelegen ellende zou leiden.
Met wat kunst- en stuurwerk, en snauwend: "Dát moet je niet doen!!!", wist ik te voorkomen dat ik, samen met mijn geliefde reisgenoot, in een laag gelegen sloot zou eindigen, en ik moest heel even tot stilstand komen om adem te halen. Fijn, dat mijn auto toch wel onmiddelijk naar mij luisterde....
Ik durf best te vertellen dat ik behoorlijk de bibbers in mijn benen had. Vooral ook omdat het weggetje waar ik reed, compleet leeg was. Geen levende ziel te vinden, behalve een paar vrolijk fluitende vogels. Het had lang kunnen duren, zeg maar.
Was het bijna een heel erg dure tattoo geworden.
Voor de terugreis maar gekozen voor een iets minder spannende route, ik wilde mijn nieuwe prent toch wel enigszins ongeschonden aan mijn eega en kind kunnen laten zien, en niet extra in gips verpakt in een ziekenhuis...
En uiteraard een fotootje van de opbrengst van het hierboven beschreven spektakel. Nog niet 100% genezen, maar al een heel stuk in de richting.











 







Wat ook spektaculair was: de (en ik kan even geen Nederlands woord vinden) entitlement, zoals ze dat op zijn Amerikaans zeggen, van een dame in mijn bus.
Het was een van de laatste vluchten van die avond, en ik had maar 7 of 8 personen in mijn bus.
We moesten even bij het toestel wachten, maar uiteindelijk konden we dan toch uitstappen. De dame in kwestie zat vlak achter mij, voor in de bus, en ik zag dat ze iets van een sjaal had laten liggen, dus brave en meedenkende buschauffeur die ik denk te zijn, attendeerde ik de vrouw in kwestie op het feit dat ze haar sjaal had laten liggen.
"Oh, nee dat is wel goed hoor, die wil ik toch niet meer hebben".
Mijn bek viel in eerste instantie op het beton van de vliegtuig-opstel-plaats, maar toen sloot mijn brein kort.
Ik zei haar dat ze in dat geval gebruik kan maken van de prullenbakken, welke in de bus aanwezig zijn, en haar reactie was zo mogelijk nóg stuitender:" Oh, moet ik dat opruimen?"
Op mijn gebruikelijk genuanceerde en subtiele manier maakte ik duidelijk dat het inderdaad wel zo fatsoenlijk is om je rotzooi achter je kont op te ruimen, ja.
Dat je je rotzooi niet achter laat, daar waar nog meer mensen van die bus gebruik moeten maken. En ook niet voor de eerlijke vinder, ik dus, die nog wel meer vluchten af te handelen heeft, en dus geen tijd om ook nog eens allemaal onnodig buiten de prullenbak achtergelaten rotzooi weg te werken.
Dat er geen kabouters rondrennen op Schiphol die gratis en voor niks andermans zooi opruimen, dat dat allemaal duur betaald moet worden.
En dat als meer mensen gewoon hun zooi opruimen, er dus minder onkosten gemaakt hoeven worden voor schoonmaakbedrijven.
Kortom: ik was goed op dreef.
Schutterig stommelde de dame naar haar sjaaltje toe, en deponeerde die in de prullenbak. De medereizigers die het geheel gevolgd hadden, gaven me een kleine ovatie, variërend van luidop lachen, tot een schouderklop en een grinnikend gesprekje over hoe bizar sommige mensen toch in het leven staan.
Je tyfuszooi laten liggen voor een ander: DAT MOET JE NIET DOEN!

Dit geschreven hebbende, begint mijn weekend. Een lekker lang weekend. Want ik had dus wat uurtjes over, en daarmee heb ik een 4-daags weekend bij elkaar gewerkt. Ik ga daar eens gruwelijk van genieten.
Dat moet ik wél doen.
Ik wens eenieder een beste toe.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een weekje niet zo vrij.

 Oeps. Excuses. Een weekje overgeslagen. Maar goed, als je niks te zeggen hebt, is het misschien ook wel goed om niks te zeggen. Ik had zelf...