vrijdag 30 augustus 2024

Alles Gucci....

 Ik postte al wat zielsverwarmende foto's over de nieuwste aanwinst in ons huishouden. Een labrador-pup die wij haar eerste jaar onder onze hoede nemen, teneinde haar voor te bereiden op haar aankomende scholing tot hulphond via het KNGF. Voorwaar een prachtige taak. En een verdomd lastige ook, want net als we gewend zijn aan het beest, komen ze haar halen, om er iets goeds uit te kleien.
Het is een vrouwtjespup, ze is behoorlijk standvastig in haar doen, vocaal ook. Heel erg vertederend (ja, zelfs voor mij).
Ze heeft ook scherpe tandjes, die ze het liefst daar plant waar dat niet de bedoeling is. Ze plant ze in mijn tenen, in mijn armen, in mijn buik. Ze heeft door mijn shirt heen al een van mijn tepels te grazen genomen, en ondanks dat ik extreem ongevoelige tepels heb, deed dát dus serieus pijn, en tot veler hilariteit zijn mijn crocs ook onderwerp geweest van haar ongewenste aandacht.
En omdat ik het volwassen mens ben, mag ik die pup dus niet met een welgemikte schop haar bench in trappen, maar dien ik haar eerst, zonder straf, een speeltje te geven dat daadwerkelijk voor haar bedoeld is.
Dat speeltje vindt ze enig, tot ze zich herinnert dat mijn pijnkreet komende van een welgemikte hap in mijn teen of tepel, eigenlijk veel geiniger was.
Als ze echt te woest wordt, dan leggen we haar met een voertje in haar bench en valt ze doodmoe van alle ontdekkingen in een diepe, doch zeker niet droomloze slaap. 
Omdat de eigenaar van de hond een gladde ondergrond niet zo geschikt vindt, hebben we een redelijk goedkoop kleed bij de Ikea gekocht. Op een gladde ondergrond kan een pup al spelende uitglijden, en spieren verrekken, pezen scheuren en botten breken. En dat willen ze niet. Begrijpelijk wel.
Dat kleed is behoorlijk hoogpolig, en inmiddels zijn er al minimaal 600 van die hoge pooltjes uit gesloopt door dat beest, er zijn minimaal 2 plasjes in verdwenen en hebben we er 1 puppy-drol uit mogen vissen.  (maakt niet uit, het is zó hoogpolig dat we dat niet voelen, of zelfs maar ruiken. En tegen de tijd dat we het wel voelen en ruiken, is dat kleed ook wel toe aan vervanging, goden-zij-dank voor een goedkope tent als Ikea, waar je een kleed kan kopen dat je met wat lompere schoonmaakmiddelen ook wel schoon krijgt, omdat het aan het einde van de rit toch niet meer uitmaakt hoe het eruit ziet).
Maar goed. We moeten dus ook regelmatig met het dier naar buiten, want ze moet wél zindelijk worden.
Daartoe moeten we, als we zien dat ze aanstalten maakt om blaas en of darmen te legen op plekken waar we dat liever niet willen, het beest als een gek van de grond graaien, staart tussen haar pootjes, zodat de uitgangen afgesloten worden, riempje om en naar de dichtstbijzijnde goot crossen. Alle boodschappen, groot en klein, dienen in die goot te gebeuren, op last van KNGF omdat geleide honden nu eenmaal een zeer specifieke opvoeding dienen te krijgen.
En dan moet je haar rijkelijk belonen, mocht er per ongeluk een plas of drol in die goot terechtkomen.
Rijkelijk trots koeren en aaien en een voertje erin.
En daar komt iets kijken, waar ik een beetje rillingen van krijg.
Wij waren op geen enkele wijze betrokken bij de naamgeving van het dier. Niet onze taak, niet ons pakkie-an. Het zou een naam moeten zijn met een G. Want het kwam uit een G-nest.
Maar, zo werd ons voorgehouden, het waren allemaal leuke namen.
Ik was de dag dat het dier gehaald werd, aan het werk, en Ilse kwam thuis met... Met een Gucci. Het beest heet Gucci.
Ik vind daar wat van, en vooral heb ik een mild-cynisch-medelijden met degene die straks... Oh wacht. Ik eerst. Ik moet serieus alle zeilen bijzetten om helemaal blij iets te brullen over een brave Gucci. "Goed plasje, Gucci". 
Gucci is een of ander veel te duur mode-merk voor mensen met een bepaalde smaak en een bepaalde (leef)stijl, die erg ver van mij af staat. Mensen die naar Nicky Minaj luisteren schijnen daar helemaal wild van te zijn. Ik niet. En nu klinkt er dus gedurende een groot deel van het etmaal "Gucci!" in alle soorten van stemmingen door het huis. En door de straat. Ik voel mezelf toch behoorlijk voor lul lopen, terwijl ik die naam uitroep in vertedering of blijdschap.
De andere kant van de medaille: het is wel heel erg leuk om een beetje te ravotten met dat beest. Ze is nog heerlijk speels, en spelen met de flos of andere pup-verantwoorde speeltjes is gewoon serieus leuk. Ilse heeft de grootste taak in dezen, want ik ben er niet altijd. Ik luister nauwgezet naar haar aanwijzingen, naar hoe zij het doet. Dan komt het wel goed.
Wie het er wat moeilijker mee heeft: Colette. Ons roodharige poesje. Ik heb Colette al betrapt op een blik richting hond, die aan duidelijkheid niks te wensen overliet: pure walging en diepe verbittering. "What the actual freaking fuck moet die donzige ellendeling in mijn huis? Waar heb ik dit in vredesnaam aan verdiend?"
Er werd van (een grote) hoogte vernietigend en misprijzend naar dat levendige schepsel gekeken, en de eerste klap is ook al uitgedeeld. Niet met nagels, gelukkig. De oorlog is nog niet helemaal verklaard. Wel iets om op te letten. Want hoezeer ik Gucci (oh dear) ook een heerlijk beest vind, er moet opgevoed worden, en daarbij hoort ook het omgaan met katten.
We staan er daarbij gelukkig niet alleen voor, er komt regelmatig iemand vanuit de stichting een kijkje nemen, met tips en wensen.

Het was een gemiddelde vlucht. Een vlucht zoals alle anderen. Ik meldde me bij de gate, en een blije gate-agent wenste me een fijne avond, en wist me te vertellen dat er een kudde zombies onderweg was.
Ik schoot in een ongelovige lach, omdat ik niet zeker wist of ik het goed gehoord had. En inderdaad: de betreffende passagiers zagen er wat murw uit. (Achteraf bleek het om een vertraagde vlucht te gaan, dus ik snap dat mensen daar wat murw van worden).
Toen ik via de intercom te horen kreeg dat ik af kon rijden, kon ik het niet laten, en antwoordde ik: "Mede namens de Walking Dead, een fijne avond gewenst".  Wat vanaf de andere kant weer met een daverende lach ontvangen werd. Gelukkig kregen de passagiers van onze gebbetjes niks mee...


En dan is het alweer weekend. Hoewel ik geen weekend heb, uiteraard niet.
Gezocht: hobby.
Ik ga dus minder werken. Want dat is beter voor mij en beter voor mijn gezin. En velen gaven mij als tip om maar weer eens een hobby te zoeken. Bovenstaande gelezen te hebben, zal het u verbazen dat ik tijd heb voor een hobby, maar ik gok er zomaar op dat dat best goed komt. Prutsen met hout? Meer modelautoos? Nee, allemaal nee. Ik heb wel zomaar een paar ideetjes, maar eerst wil ik mijn reserves eens goed aanvullen met rust. En als die zijn aangevuld, ga ik verder denken. Ik heb wel wat ideetjes, maar dat wil ik eerst even goed laten rijpen.

Voor iedereen die weekend gaat vieren: ik wens u een allerbeste, en uiteraard kan een foto van het betreffende beest niet ontbreken, bij deze: Gucci...





vrijdag 23 augustus 2024

Existentiële crises.

 Ik ben, sinds ik full-time chauffeurtje speel, nogal in een exsistentiële crisis beland.
Wat ben ik nu? Een ochtendmens of een avondmens.
Ilse zal zeggen: ochtendmens! En op zich is dat niet incorrect. Ik ben namelijk in de regel erg vroeg wakker. Zo staat mijn biologische klok ingesteld. Echter, om nu te zeggen dat ik veel waard ben, zo in de vroege ochtend: nee!
Ik word wakker (al dan niet omdat dat helse martelwerktuig naast mijn oor staat te blèren dat ik wakker moet worden), en de eerste 60 minuten minimaal, ben ik niet voor menselijke (of dierlijke) consumptie geschikt. Ik moet mijn koffie. Ik moet een peuk. Ik moet poepen. Ik moet stilte. En dan, moet er een ontbijt in, want ik heb brandstof nodig, maar vroeg in de ochtend, is het laatste waar mijn slokdarm aan moet denken, ontbijten.
En dan moet ik naar mijn werk. Of ik kan rustig ontdooien en plannen maken voor de dag.
Men moet mij echter wel met rust laten. Mij laten pruttelen. Na pakweg 60 minuten alleen pruttelen, ontdooien, wakker worden, ben ik heus in staat tot enig sociaal geaccepteerd gedrag.
En stiekem vind ik dat mijn betere helft hier nogal makkelijk over denkt: 90% van alle keren dat ik zo onchristelijk vroeg mijn nest uit moet, of ben, ligt zij nog te slapen en heeft ze totaal geen last van me. Overigens: het is haar van harte gegund, want haar slaapritme is nog steeds zo beroerd als mijn 40-urig rooster.
Pas na het middaguur word ik wat meer mezelf.
Ik zeg dus van mezelf dat ik een avondmens ben. Ik heb simpelweg meer sociaal aanvaardbaar gedrag te bieden. En ik vind het veel prettiger om in de avond wakker te zijn. Iedereen heeft namelijk zijn of haar gevecht tegen de ochtend overleefd.
Dus er is nog geen consensus wat betreft mijn "zijn". 
En dat leidde ertoe dat ik op mijn werk afgedwongen had dat ik kon wisselen tussen vroege en late diensten. Ik snap namelijk best dat Ilse ook wil dat ik er ben, in de avond. Dat we in de avond samen de maaltijd delen. Dat ik in de avond mijn opvoedkundige strapatsen loslaat op Jente. Dat we dan in elk geval een beetje kunnen doen alsof we een doorsnee-doorzon-gezin zijn.
En op zich, dat afwisselen was voor ons gezin best fijn.
Het rooster dat ik moet volgen: laat ik het erop houden dat het een bezopen aaneenschakeling van werkdagen is, waarbij er zelfs in de onregelmaat alleen maar onregelmatigheid te vinden is, en rust op geen enkele manier prioriteit geniet. Het is geen rooster dat gemaakt is met duurzame inzetbaarheid in gedachten.
Daar liep ik op vast. Wanhopig op vast.
Ik heb serieus geen moeite met 40 uur per week werken. Ik heb geen moeite met weekenden werken en ik heb geen moeite met afwisseling. Maar het feit dat er ergens een clubje mensen was, dat besloot om een rooster te maken en goed te keuren dat op geen enkele manier ook maar in de buurt komt van een menselijk geheel, is natuurlijk best kneuzig. En niet werkbaar. (En dat niet voor mij alleen, ik hoor van veel meer collega's dat het niet werkbaar is, dit rooster).
Nadat ik dit aangaf bij de bedrijfsarts, kreeg ik als oplossing:  ziek melden, ontslag nemen en elders gaan werken. Of minder werken.
Oke. Ik had zelf in gedachten om samen te kijken naar een beter rooster, maar dat moet middels datzelfde clubje dat dat rooster in elkaar had gezet, en me nu vertelde dat ze daar niks aan gingen doen.
Voor ik tot krassere daden over kon gaan, was het echter vakantie, en die was -zoals reeds eerder aangegeven- van harte welkom.
Ilse vertelde me onomwonden dat ik me tijdens de vakantie op geen enkele manier bezig mocht houden met werk, en op wat natte hersenscheten na, is me dat behoorlijk goed gelukt.
Mijn leidinggevende had me beloofd om na mijn vakantie terug te komen bij me, met wat zaken die zij voor me konden doen.
En dat deed hij. In eerste instantie kwam daar naar mijn idee niks uit. Ik wilde al uit mijn crocs schieten van frustratie.
Maar ik heb een Ilse. En die kan heel erg goed verder kijken dan mijn neus lang is, en zij zag iets wat haar wel aan stond. Een rooster met veel meer vrije tijd.
Ja maar, zo somberde ik, dat is een contract voor 32 uur. Dat is best een achteruit gang. Ik begon daar ooit mee, en het was nu niet meteen dat we failliet gingen, maar het hield niet over.
Maar met zoveel dagen thuis, zou het mogelijk zijn om alleen nog maar in de avond te werken. Ik leefde op, bekeek het rooster en zag er zoveel gaten in, dat ik zelfs zou kunnen overwegen om die lege gaten op te vullen met een extra dienstje. Nogmaals: ik ben prima in staat om 40 uur te werken.
Dus ja. Dan maar slikken. Dat is een stukje koppigheid van mij. Ik ben niet ziek. Ik ben niet dusdanig opgebrand dat ik niet verder kan. En als ik dit helse rooster in kan wisselen voor iets beters, en er dus persoonlijk op vooruit ga, profiteert mijn gezin daar ook van.
Ik vind het uitermate vreemd dat wanneer ik als werknemer aankaart dat iets slecht is voor de gezondheid en dus voor de productie, dat een bedrijf me dan laat zwemmen. En weigert om verder te kijken. Aan de andere kant heet ik ook geen Don Quichotte en ben ik niet van zins om tegen windmolens te vechten.
Er zullen nu mensen zijn die zich achter de oren krabben. Ten slotte ben ik buschauffeur en kan ik overal wel aan het werk.
Ja, dat is allemaal wel zo, maar ik vind mijn werk op Schiphol, met alle voors en tegens enorm gaaf. Ik geniet er intens van mijn werk. En mijn collega's zijn voor het overgrote deel toppers, waarmee het goed werken, kletsen en lachen is.
Dat geef ik niet zomaar op voor een baan in het OV waar ik moet trappen en stampen om op tijd te komen, en vervolgens af te worden geblaft door passagiers omdat ik een minuutje te laat ben. (Die je dan ook weer bij een leidinggevende moet verantwoorden).
Dus als alles meezit, ga ik per oktober terug naar een 32 urige werkweek. Ik denk dat ik daarmee voor mijn gezin wat smakelijker te consumeren ben. En dan maar hopen dat ik niet dusdanig moet bezuinigen dat ik voor mijn avondeten een gemiddelde passagier ter garing achter een loeiende boeing-motor hang.

Als buschauffeur heb ik een dienstverlenende taak. En daar waar ik mag en kan, zal ik best wel eens een pootje uitsteken. Niet om mensen te laten struikelen, maar om ze daadwerkelijk verder te helpen.
De dame die in haar eentje uiterst kwiek het "verbodsbord" naar de hellingbaan voor rolstoelen negeerde, en haar dreumes op een rolkoffer vrolijk naar boven trok, had ik even niet zien gebeuren. Wél zag ik dat ze bovenaan die hellingbaan geen toegang kreeg, omdat er niemand van het gehandicaptenvervoer stond, en die deuren daarvoor niet standaard voor ons open gaan.
Dus kon ze weer terugkomen.
Ze gaf me een sneer, want ik zou me vast vermaakt hebben om haar.
Ik antwoordde van niet, maar wel dat ik me verbaasde over het feit dat ze een verbodsbord negeerde, en toch via die hellingbaan omhoog ging, daar waar alle andere reizigers gewoon via het trappetje en de draaideuren naar binnen gingen.
Ik vroeg me later het volgende af: Stel ik had haar, in haar eentje, daar waar álle andere passagiers via de trappen gingen, naar boven hebben zien gaan.
Stel je voor.
Had ik dan als een visverkoper op de markt moeten gaan brullen? Ik ken mijn stemgeluid. Als ik dat verhef, dan kunnen mensen daar wat van vinden.
Staat dat dan netter? Ze zal daar maar lopen, en mijn gebrul horen.
Dik kans dat ze van schrik dat rolkoffertje los had gelaten, kind naar beneden hebben laten suizen. Dikke smakkerd tegen dat hekje met het verbodsbordje. Moet er een ambulance komen. Of dat kind was met zijn koppie ín dat hekje geprakt. Brandweer én ambulance. Zul je zien dat ik de schuld krijg omdat ik een waarschuwing naar boven brulde. Los daarvan schreeuwen tegen passagiers.
Ik weet het niet, hoor. Dat past me toch niet zo heel erg. (Hoewel het niet zo is dat ik het soms niet zou willen, er zijn genoeg redenen te verzinnen om het wel te doen, maar ik wil ook een beetje de schijn ophouden dat ik 100% beschaafd ben).
Die dienstverlening behelst in mijn optiek ook het herbergen van afhandelaars die net als ik staan te wachten op een binnenkomer.
Het regende pijpenstelen. Ik stond al te wachten, en blijkbaar was er geen auto beschikbaar voor de 2 jonge afhandelaars, dus die werden in de regen afgezet op de vliegtuigopstelplaats.
Ik was verdiept in een artikeltje over het marineren van kip, en had weinig in de gaten. Dus in eerste instantie miste ik een klopje op de deur. Een tweede, luidere klop, deed me opschrikken, want niet alleen verwachtte ik niet dat er iemand op mijn deur klopt, degene die klopte, zag er uit als een verzopen vogelverschrikker, en dat was voor mijn brein dat de afweging aan het maken was tussen wel of geen hete peper in mijn kipmarinade, toch wat veel om te verwerken. 
Of ze even in mijn bus mocht staan, tot de kist arriveerde.
Natuurlijk. Wie ben ik om een van de hardst werkende mensen op zo'n luchthaven, buiten in de regen te laten staan.
Ik moest als gevolg wel de voorruit ontwaseming aanzetten, want binnen een halve minuut was mijn hele voorruit dichtgetrokken van alle uittredende vochten. Het komt weinig voor dat ze een tekort aan voertuigen hebben, maar ach, kleine moeite, groot gebaar. Plus dat je nogal eens gezellig kan ouwenelen met anderen uit de branche. In dit geval over het marineren van kip, waar ik van betreffende afhandelaars best wat goeie tips over mocht ontvangen.

Hoe dan ook, ik had een dagje weekend, volgende week weer twee daagjes. Het weekend voor de gemiddelde, niet in een 24-uurs-dienstverlenend beroep werkende mens, begint weer. Ik wens eenieder een beste toe.






vrijdag 16 augustus 2024

Einde vakantie. Helaas.

 We zijn weer thuis. Alweer een week. Nog één weekendje en ik vertrek weer als de eerste de beste brave huisvader naar mijn werk. Lunchtrommeltje onder mijn arm en rijden maar.
Deze vakantie hebben we nagenoeg alles anders gedaan. Geen kastelenjacht of marathonbezoeken aan diverse karakteristieke steden.
Dat had ook helemaal niet gekund, we zijn duidelijk niet echt gemaakt op dagenlang meer dan 35 graden in de schaduw. Daardoor waren we gedwongen om aan het zwembad tot rust te komen, al dan niet tegen wil en dank.
Wat me vooral heel erg is bijgebleven, en wat ik ga koesteren in mijn brein, vooral omdat er op die momenten geen foto's genomen konden worden: het intens blije en genietende snoetje van Jente als ik met haar in het zwembad sprong.
Wat ons vooral bij is gebleven: de ritten. Was het de rit van Spanje naar Frankrijk niet (ge-wel-dig, ik ben nog aan het nagenieten). Dan waren het wel de immense files. En toen: tijdens onze laatste stop voor we in het in de haast geboekte tussenhotelletje aankwamen, een auto. Een Nederlandse auto. Een Peugeotje. Dik 7 jaar ouder dan mijn auto. De motorkap stond open, en er stond een (jonge? Ilse en ik zijn het nooit echt eens geworden over haar leeftijd, maar dat doet opzich weinig ter zake) dame naast, telefoon tegen haar hoofd, een baby en een dreumes op een kleedje in het gras. Goddank in de schaduw, want ook in het noord-oosten van Frankrijk, bijna bij de grens met Luxemburg, was het intens heet.
Mijn meiden moesten naar de wc, ik niet, en, nadat ze haar telefoon wegstopte, knoopte ik een praatje aan met de "damsel in distress". Ik heb altijd een uitleesapparaatje aan boord, dus ik bood aan om de auto even uit te lezen. Maar dat was niet nodig, de motor was oververhit, en ze moest hem even laten afkoelen, volgens de persoon die ze aan de lijn had.
Oke, ik ben niet de lulligste, wierp een blik op de motor, en zag tot mijn ongemakkelijkheid dat het vaatje koelvloeistof weliswaar vol zat, maar helemaal nat was. Alsof het via de dop naar buiten was gedrukt . En bij even voelen, zat de dop niet vast. Aiiii. Olie gepeild, dat leek keurig op orde, en ook geen sporen van koelvloeistof erin. Maar ja. Dan sta je met je goeie nieuws nog altijd met een oververhitte motor. Op een plek waar behalve een toilet geen enkele voorziening is, waar je wat kan. Langs een weg waar de ANWB niet komen mag. Nog even los van het feit dat de dame in kwestie wél lid was, maar geen buitenland service had afgesloten. Ik ben geen monteur, dus verder kon ik weinig doen. Want even koelvloeistof halen, zou ons een kleine 70 kilometer om hebben laten rijden. Slepen langs een Franse snelweg gedurende 20 kilometer naar een plek waar wel voorzieningen waren, zou gekkenwerk zijn, met in dat geval 3 kinderen in 2 auto's. Los van het feit dat ik geen ervaren sleper ben, en ik mijn auto blindelings vertrouw, maar in die hitte ineens 1100 kilo extra laten slepen, me voor geen enkele auto goed lijkt. (En het lijkt me, net als in Nederland behoorlijk verboden).
De dame in kwestie vatte het allemaal laconiek op. Ik kreeg hoe dan ook niet het idee dat het allemaal een erg goed voorbereidde reis was, maar achteraf hoopten we wel dat ze ooit nog thuis is gekomen.

Ons hotelletje vlak voor Luxemburg, was een betonnen kast, met 56 kamers, langs de snelweg. Op letterlijke spuugafstand van een McDonalds, alwaar we onze dochter uiteraard een groot genoegen mee deden. Eigenlijk tegen onze zin, maar ja. Jente heeft zich gedurende alle rijdende uren zó ongelooflijk goed gehouden, dan we haar dat éne gelukje dan ook weer niet wilden ontzeggen. En voor ons was het ook wel lekker makkelijk.
Klaagde ik in het verleden over de kwaliteit van Franse McDonaldsen? Dit jaar waren alle (2) bezochte filialen heel erg dik in orde. Want ook het filiaal in Thionville, leverde ons hete frieten, hete burgers en koud drinken. En snel. Ook dat is een trendbreuk met voorgaande jaren.
We waren behoorlijk zuunige Hollanders, want ontbijt bij ons hotel had ons 10 euro per persoon gekost, en dat terwijl de "Mek" er vlak naast zat.
Uiteraard beet ons dat in onze achterwerken, want omstreeks 0600 uur waren de twee oudsten in ons gezin wakker. De airconditioning in onze kamer liet vol enthousiasme via het display zien dat hij heus aan stond. Het bijbehorende prettig koele klimaat in onze kamer, bleef echter volstrekt afwezig.
Waardoor we dus zo onmeunig vroeg wakker waren. Op pad dan maar weer. Om smakelijk uitgelachen te worden door diezelfde Mac, die nog onbarmhartig gesloten was, terwijl we eigenlijk zaten te hinten op een ontbijtje van die gekke Franse Schotten.
Goed, dat kwam dan in Luxemburg wel, alwaar ik toch een en ander aan rookwaar (erg goedkoop, daar ga ik een 5-wekelijks tripje voor maken) en benzine wilde inslaan.
De koffie in Luxemburg was om te janken, en abrikozenbroodje behoorlijk goed te nassen.
We reden in één redelijke klap naar Heerlen, alwaar we bij zuslief een lekker bakje koffie kregen. En eventjes een laatste rust pakten alvorens we in één rechte streep naar Almere zouden scheuren.
Luxemburg is ook al zo'n prachtig land. En ze hebben er een menselijk beleid ten aanzien van tabak en brandstof. Maar voor de rest: Luxemburgers zijn serieus ongelooflijke aso's als het op autorijden aankomt. Ik heb ook echt geen hoge pet op van Nederlanders en hun mentaliteit op de weg, maar Luxemburgers doen daar nog een dikke schep bovenop. Asociaal, agressief, totaal geen inzicht. Werkelijk niet één Luxemburger gezien die zich normaal gedroeg. Gewoon niet. Onderweg in Frankrijk viel me al op hoe lomp en onbehouwen dat volk zich door het verkeer drukt, in Luxemburg zelf deden ze er nog een tandje bij. Afsnijden, stoer doen, bumperkleven, "verhaal halen". Het is werkelijk bij de wilde beesten af. Ik heb er regelmatig om moeten grijnzen.
Het maakte onze vakantie niet minder, omdat ik na 2 exemplaren besloot om me er heel erg ver van te houden. Gladde schouders en blijkbaar hoort het bij de Luxemburgse mentaliteit.

We zijn weer thuis. En er staan nog wat prachtige flessen rood nat naar ons te glimlachen. Meegenomen uit onze streek. Of we ze lusten, weten we niet, kwestie van openploppen en slobberen maar. Er ligt nog een worst in de koelkast, welke ik mee had genomen naar huis omdat die zo enorm lekker is. De kaas is (tot grote opluchting van velen hier) inmiddels al helemaal soldaat gemaakt. De meegenomen lokale koekjes zijn op, en zo langzamerhand verdwijnen alle restanten van het goede leven in onze magen.

We zijn weer thuis. En er wachtte nog iets op ons. Mijn schoonouders kwamen ons overgebleven Coletje brengen. En we moesten dus nog iets met de plek waar Claus begraven ligt. We hebben zijn grafje mooi opgemaakt. Jente had een mooi bordje voor erbij gemaakt. Ilse spoot dat met waterafstotende lak in, ik schroefde het op een mooi stukje hout en sloeg het in de grond. Daarna een struikje kattenkruid erop, wat mooie (al dan niet door Jente) beschilderde steentjes erbij en ik denk dat we een mooi plekje hebben.
Want er is op dat front wel wat nieuws. Het dierenfront dus.
Ilse wilde al een hele poos puppypleeggezin worden voor honden die, als ze oud genoeg zijn, opgeleid gaan worden tot geleide hond in wat voor functie dan ook.
Omdat Claus was wie hij was, en wat hij was, besloten we dan ook om daarmee te wachten tot hij dood was, omdat we het hem niet aan wilden doen om ook nog een pup in zijn domein toe te moeten laten.
Maar goed, Claus is dood, en dus was de weg vrij voor een pup. (We gaan er gemakshalve vanuit dat Colette wat minder zal gaan muiten bij de aankomst van een stinkende, levendige baal wol). En die pup die gaat komen. Binnenkort al.
Rennen naar buiten, voor de zindelijkheidstraining. Laten wennen aan alledaagse omgevingen, waar zo'n dier mee om moet gaan teneinde op een goede manier zijn latere eigenaar/gebruiker door het leven te loodsen. Een dankbare en belangrijke taak.
Merendeel komt op Ilse's schouders, want het schijnt dat ik geen dieren mee mag nemen naar mijn werk, en om nu als buschauffeur met een geleidehond (in opleiding) mijn werk te gaan doen, is natuurlijk voer voor lastige vragen en ongeruste passagiers.

Goed, dit alles maar weer geschreven hebbende, begint het weekend. Ik wens eenieder een beste.
Volgende week weer helemaal naar normaal.




vrijdag 9 augustus 2024

Fuhkansieeeeee de 2e.

 We verblijven onze vakantie in een huisje dat niet het onze is. Twee lieve mensen stelden dit belangeloos aan ons ter beschikking, en heel veel anders dan genieten, hoeven we niet. Hoewel er natuurlijk wel bij komt kijken dat je de boel net wat netter houdt. Net ff vaker wat opruimt, en tot op het hysterische af voorzichtig bent met de spullen. Hier geen onverwoestbaar plastic camping-spullen, maar mokken en borden van porcelijn. Om maar eens wat te noemen.
Met regelmaat van de seconden riep ik dan ook dat Jente (die last heeft van (on)willekeurig rondslingerende ledematen, waarover later meer) toch vooral op moet passen. Want ja: ik zie met grote regelmaat bekers, borden, kopjes, pannen, nét niet tegen de vlakte duiken en aan gruzelementen gaan.
Dat ging een aantal dagen verdacht goed. Noch Jente, noch Ilse kregen het voor elkaar om iets te breken, en helemaal trots op mezelf vanwege de frequent uitgeroepen waarschuwingen (waarvoor ik als dank maar weer een roloog of een facepalm kreeg) begon ik te vermoeden dat we het huisje precies zo achter zouden laten, zoals we het aantroffen.
Ja.
Ik ben geen enthousiaste zonaanbidder, en al helemaal niet als dat bij een strand of zwembad is. Tel daarbij op dat 35 graden en warmer voor mij temperaturen zijn om in zomerslaap te gaan (ik hou serieus van de zomer, maar alles boven de 30 graden vind ik zwaar overdreven) en u kunt zich voorstellen dat het zoveelste bezoekje aan het zwembad hier, niet per se leidt tot een overenthousiaste Marnix. Maar goed, we kunnen ons extreem levendige kind niet opleggen om zich maar helemaal aan mijn standaard aan te passen, dus op een gegeven moment besloot ik knorrig om me dan maar weer in die vermaledijde zwembroek te hijsen. En omdat dat met Teva's (ja, ik heb ze nog) aan, sneller gaat dan die ook nog eens uit te moeten doen, hield ik die dus maar gewoon aan mijn voeten. Stom natuurlijk, want Teva's zijn full functioning sandalen, met riempjes en klittenband. En die riempjes raakten verstrikt in een broekrand. Mijn haastige bewegingen werden wat verkrampter, en mijn been schoot los. Victorie! HA!. Mijn been schoot los en maaide een tafeltje omver, waarop een ontbijtbordje van Jente stond. Die aan gruzelementen ging. Nu kan ik, heel terecht, Jente de schuld geven van dat gebroken bord. Ten slotte ruimde zij haar troep niet op. Maar de ironie dat IK continu aan het zeuren ben dat ze op moet passen dat ze niks kapot maakt, en dat IK uiteindelijk degene ben die iets kapot maakt was mooier. Gelukkig hebben we nog een week om voor vervanging te zorgen en heel deemoedig de eigenaren op de hoogte te stellen.
Fuck.

Voor Jente is het soms best spannend. Al die nieuwe indrukken. En dus wil het voorkomen dat ze wat moeilijk in slaap komt, veel droomt en vaak wat eng droomt. Prima. Kan gebeuren. Gelukkig is ze dan vertrouwd genoeg om bij ons te komen liggen. Fijn dat ze die veiligheid bij ons ervaart en durft te gebruiken.
Voor haar, voor ons ligt dat anders. Uiteraard vinden we dat fijn, de uitwerking is dat Ilse in Jente's bed bivakkeert, en Jente bij mij. Ook gezellig. Hoewel ik soms wakker word met een been in mijn oksel, een arm rond mijn voorhoofd en een extra hoofd in mijn knieholte. Haar deken als extraatje (ze gebruikt een deken, in deze temperaturen... Koukleum tot en met) ergens over mijn hoofd heen. En als ze niet de meest bizarre kronkels met haar lijf maakt, dan ligt ze zó wijds over het bed, dat ik keuze heb uit vier niet te grote vlakken van het bed waar ik dan nog kan liggen, áls ik er pas. Wat niet zo is.
De ledematen van dat kind zijn serieus zo flexibel, dat ik eigenlijk vermoed dat er toch iets van rubber ergens in de genen terecht is gekomen. De uitwerking van dat grapje, laat ik voor de verandering aan de eventueel grimmige ziel van de lezer over.
Helemaal wakker en wel, is ons kind 'aan'. Altijd al geweest. Tot 's avonds laat. En dan wil ze nog wel even "Jeu de Boule'n"
Goed, die set zware ballen gaat elk jaar mee, en nu is er de ruimte voor, dus hop. Naar die Jeu de Boule-baan. Eindelijk worden ze eens gebruikt.
Met enig dedain besluit ik Jente eens goed te leren hoe dat in zijn werk gaat.
Ziet u hem aankomen, ja? Nou, ik zag het niet. Ik werd volslagen weggesmeten van dat baantje. Jente krijgt het voor elkaar om die zware ballen dus precies daar te gooien, waar ze wezen moeten. Ik ging er vanuit dat die rondslingerende ledematen het recept zouden zijn voor totale chaos en een verhoging van onze verzekeringspremie. Dus ik was blij dat de baan wat achteraf lag. Maar dat bleek dus niet nodig. Ze kwam, zag, en overwon. En leuk dat ik dit vind. Met dat onbevangene van een kind, kwakt ze alle ballen gewoon op de goeie plek, doet daar heel hip over, en geniet ervan dat ze haar vader totaal zoek speelt. Machtig mooi.

Met ons drietjes delen we ook een fascinatie voor het werk van meneer S. Dalí. Ik weet weinig tot niks van beeldende kunst. Ik snap het vaak ook niet. Maar ik kan heel erg genieten van dingen die ik niet snap. Dingen die in mijn roerige ziel belanden, en waar ik naar hartelust in kan wegzakken, om er zelf iets van te maken. En meneer Dalí heeft ooit heel veel kunst gemaakt, die dat bij mij veroorzaakt. Jente ontdekte het werk van Dalí bij haar opa en oma en had meteen dezelfde fascinatie. Dus toen er in Amsterdam een videografische voorstelling was, moesten we daarheen.
Hier, in het zuiden van Frankrijk, zitten we op "slechts" 3 uur rijden van een van de musea die aan deze man gewijd zijn. Dat is in Spanje. In een dorpje, genaamd Figueres. Daar wilden we wel naartoe.
De heenreis was de hel op aarde. File. Te warm. Ietwat overprikkeld. En omdat we op een bepaalde tijd hadden gereserveerd, toch wat stress of we wel op tijd zouden komen.
We kwamen aan, parkeergarage zat vol, dus werden we naar een andere parkeergarage geleid. Ondergronds, waar we door een medewerker ergens diep in de krochten van Figueres werden weg gezet. We zagen allemaal dubbelgeparkeerde auto's staan, waarbij we ons afvroegen of dit het einde was van onze auto zoals we haar kenden.
Maar goed. Op naar het museum.
Het museum was alleszins de moeite waard. Wat hebben we genoten van alle absurde en surrealistische zaken die meneer Dalí heeft gemaakt. De verwondering en wederom de onbevangenheid waarmee Jente de zaken bekijkt, was een kers op de taart. Het dorpje zelf was niet de moeite. Veel toeristen die er vooral vanwege het museum komen. Maar het heeft verder niks te bieden. Denk ik. We waren er te kort.
De terugweg besloten we te gebruiken voor ons traditionele vakantie-uitje naar een Schots specialiteitenrestaurant. Ergens vlak over de Spaans-Franse grens. Ik verrekte het om weer in de file te gaan, dus we kozen voor een alternatieve route.
Dat hebben we geweten. Wat was dat prachtig. Dwars door de bergen. Geen haartje file. Sowieso geen ander verkeer. Misschien wel omdat het de minst logische route was. Smalle bergweggetjes waarbij een tegenligger een groot probleem had opgeleverd. Bizar steile hellingen, haarspeldbochten waarbij elke tegemoetkomende vlieg een obstakel was. En vergezichten om nooit meer te vergeten. (Al was het maar omdat we een paar keer stopten om er een foto van te maken, met absurd ontoereikende camera's van veel te duur gekochte telefoons). Mijn auto, onze Bea, heeft nog nooit in haar 17 jarige leven zó hard moeten werken. En ik dus ook. Maar ze deed het zonder een krimp te geven. En ik dus ook. Er circuleert een foto van mij waarop ik met een brede grijns aan het werk ben om ons levend door die bergen te krijgen. Wat was dat gaaf.
[Ik wil mijn relaas hier even onderbreken met een mededeling over dat Schotse specialiteitenrestaurant. Het lag in het dorpje Argeles sur mer, en het is een traditie van ons, dat we minimaal (en maximaal) één keer in de vakantie bij zo'n tent gaan eten. En tot dit jaar, was het elke keer een immense teleurstelling op een dienblad. Koud, lomp in elkaar geflikkerde burgers. Laffe, kleffe, koude frietjes, die rechtstreeks uit de vriezer in het bakje werden gekledderd, alsof ze vergaten dat die dingen op zijn minst 3 minuten in de kokende olie moeten liggen. Lang wachten, incomplete bestellingen. Nee. De mcDrek is in Almere al volkomen kut, in Frankrijk wisten ze elke keer weer de diepste kringen van de fastfood-hel te verdiepen. Maar niet in Argeles sur mer. Daar kregen we al rap onze bestelling. Helemaal compleet. Lekker warm. En smaakvol. En aangezien het makkelijk klagen is, moet je ook makkelijk een compliment maken: de McDonalds aldaar, deed het heel erg goed. Naar verhouding dan, want het is en blijft culinair gezien gewoon een vreselijke zeiktent.]
De gaafheid eindigde nogal abrupt met een nogal lompe stommiteit mijnerzijds. De terugreis eindigde namelijk in het donker. En donker is ook serieus donker. Niet voor niks dat we waar mogelijk en redelijk continu met groot licht reden. Zo donker was het.
Jente was al in slaap gesukkeld, en Ilse en ik luisterden naar mijn soort muziek, omdat ik het, na alle indrukken van de dag, best pittig vond. We waren in het aanpalende dorpje, en Ilse liet zich ontvallen dat ze het idee had, dat ze vuurvliegjes had gezien. Waarop ik mompelde dat dat niet aan mij voorbehouden was, aangezien ik met de auto, het verkeer en de weg bezig was. En in dat grote licht zag ik weliswaar heel veel fauna uit het insectenrijk op me af denderen, maar niet iets wat herkenbaar zou zijn als vuurvlieg. En zelfs al was het een vuurvlieg: het beest zou uitdoven tegen mijn auto, voor ik ze als zodanig had kunnen identificeren.
Maar hey, ik wilde ook wel eens een vuurvliegje zien, dus in mijn oneindige stupiditeit, draaide ik mijn lampen uit.
Ik. Draaide. Mijn. Lampen. Uit.
Elke gek kan je vertellen dat dat in het donker, op landelijke Franse wegen, zonder enige vorm van kunstmatig of zelfs maar natuurlijk licht, volstrekt gekkenwerk is. Vragen om dodelijke ellende. Ik doe dat gewoon. Omdat het kan. Met nieuwe maan, was het simpelweg dodelijk donker. Compleet zwart.
Ilse begon van schrik te hikken en te mekkeren. Helemaal terecht. Het zou eeuwig zonde zijn om onze fantastische trip naar een museum, ergens in een gribus-lijkenhuis te eindigen. En achteraf vond ik het zelf ook niet echt een heel erg goed doordachte actie.
We leven nog, en Ilse zal me hier denk ik, nog regelmatig mee confronteren, als ik weer iets compleet gestoords doe.

We reden naar Montpellier toe. Want dat was volgens veel mensen die ik sprak, serieus de moeite waard. En op zich: het was het halve uurtje rijden niet eens NIET waard. Maar om nu te zeggen dat er in Montpellier een levensveranderende ervaring op me wachtte: nee. De stad was haast on-Frans schoon. Je zou je bijna schamen om er te niezen. En de stad was lekker middeleeuws. Ouwe gebouwen van historische waarde. Heel erg smalle straatjes. Aardige winkeltjes. Onfatsoenlijk heet. Had ik al gemeld dat het heet was? Het was heet. De hele vakantie was heet. Maar Montpellier deed daar, zelfs na Spanje, nog een schepje bovenop. Hoewel dat geen eerlijk vergelijk is, want in Spanje wandelden we door een min of meer geconditioneerd museum en in Montpellier was er van enige lucht-conditionering gewoon geen sprake. Het meest opzienbarende aan Montpellier, was de parkeergarage. We reden erin, parkeerden de auto, ergens diep onder de grond. Stapten uit, en kregen een klap van de enorme hitte. Zelfs diep onder de grond. We deden ons wandelingetje door de stad. Slobberden er van een ijskoude milkshake (gekocht in een Chinees theehuis, we hebben dit jaar wel nagenoeg de hele wereld gezien aan culinaire uitspattingen) en toen wilden we wel weer naar huis. Terug in de auto, begonnen we aan een werkelijk hemeltergende tocht om überhaupt die parkeergarage te kunnen verlaten. Sortie, dat betekent uitgang. Dat bleek een doolhof te zijn, waarbij we blij waren dat we geen grotere auto hadden. En toen we de uitgang gevonden hadden, bleek dat die uitgang een ingang was voor een heel andere parkeergarage, waar we weer een kaartje moesten kopen. En toen we dat kaartje wilden afrekenen, bleek dat niet te kunnen of niet te hoeven, en konden we verder dwalen naar de tweede uitgang van de dag. Ik geloof oprecht dat de architect een dronken mensenhater was, en de aannemer weliswaar een hartslag had, maar ten tijde van het bouwen van die garages geen meetbare hersenactiviteit meer had. Wat een draak van een parkeergelegenheid.
Over culinaire zaken gesproken: we bedachten dat we die avond lekker makkelijk zouden doen, en kozen op basis van kleurrijke en aantrekkelijke verpakkingen een drietal maaltijden voor in de magnetron/pan.
Laat ik beginnen met de verpakking van het eten van Jente. Zij koos een pasta gerecht met kip en champignons. Zag er nogmaals erg appetijtelijk uit. 2 minuten in de magnetron en smullen maar. Wat er echter uit die verpakking kwam, zag er uit als iets waar zelfs onze kat haar neusje voor op zou halen. Het rook nog best aardig, maar alles had dezelfde bruin-grauwe kleur.
Mijn eigen maaltijd zat in blik, en het etiket verhaalde over worst, eendenpoot en boontjes. Nou, ik lust wel een eend, worst is aan mij wel besteedt en boontjes vind ik prima. Toen ik dat in de pan liet glijden, verging me de eetlust. Het was één en al bruin dat de klok sloeg, en ik weet nog hoe wij onze hond zijn avondprakje maakten van brokjes, vlees, warm water en een schepje kalk voor zijn botten. Nou, zo zag dat eruit. Het etiket vermeldde ook iets over de opmaak en garnering, maar zelfs op mijn bord zag het eruit als iets dat door meerdere mensen eerder al was gegeten en niet goed verteerd richting riool ging.
Overigens rook het best aardig, en het smaakte zelfs best goed. Ilse haar prakje zag er eigenlijk nog het beste uit, en rook ook het beste, maar dat is relatief. Want ik denk dat ik wat Franse magnetronmaaltijden betreft, goed uitgegeten ben.
Als je bij de Albert Heijn een magnetronmaaltijd haalt, ziet het er best nog prima uit. Men heeft in de fabriek al moeite gedaan om het er aantrekkelijk en smaakvol uit te laten zien. Ik vermoed dat de Fransen, wiens culinaire identiteit toch op een wat ander niveau ligt, een soort van mild walgelijke emotie voelen ten aanzien van de magnetron, en dat ze stiekem vinden dat wie zichzelf verlaagt tot een magnetronmaaltijd, dan ook niet iets aantrekkelijks moet krijgen. Of zo.

En dan, zomaar, in een oogwenk zit het er al weer bijna op. Op de een of andere manier is 10 dagen voor ons wel een beetje het maximum. Dan heeft Jente het gehad. Of ik. Of Ilse, of een combinatie van die drie. En dat is elk jaar weer. 10 dagen. Dan is het mooi geweest. We verlangen naar huis. We vinden het wel welletjes.
Voor mij persoonlijk: daar waar ik een enorme liefhebber van warmte, zon en mooi weer, is dagen (zo niet weken)lang boven de 35 graden gewoon een beetje teveel van het goede. Ik versuf, en daar waar Jente dagenlang in het zwembad zou kunnen doorbrengen, om vervolgens met het badwater mee te spoelen, is dat voor mij verre van dat wat ik had willen doen. Maar met deze temperatuur ook dat wat ik had kúnnen doen. Het was een fijne vakantie, ik ben een aardig eind op weg om tot rust te komen, en als we thuis zijn heb ik nog een week om lekker een beetje te relaxen.
De grote terugreis (letterlijk en figuurlijk) zal toch ook wel een beetje in mineur eindigen. Thuiskomend in een huis zonder Claus. Kijken bij zijn grafje. En het door Jente zo liefdevol gemaakte grafbordje plaatsen.
Het zal wel wennen zijn.
Dat zal de vakantie van 2024 wel een beetje domineren, denk ik. Ondanks de hoogtepunten die er ook waren, zoals de ongelooflijk gave momenten die we hadden onderweg, naar het Dalí museum en het ravotten van en met Jente in het zwembad.

Het weekend staat te beginnen, en voor allen die daar nog praktische/theoretische waarde aan hechten: ik wens u een goede toe.


vrijdag 2 augustus 2024

Beestachtige droevigheden op vakantie.

 Franse avonturen. Deeltje 1

Zoals wel vaker het geval: dingen gaan niet als gepland. Mijn planning was vroeg op (uiteraard te vroeg volgens mijn meiden) de meiden wakker rammelen, in hun kleren vloeken en als een gek op pad naar het zonnige zuiden. Uiteraard was ik degene die na een comfortabele lange nachtrust toch eindelijk maar eens wakker geschud werd door mijn grote liefde. Die mij mild ironisch en lief toe glimlachte. Of het niet eens tijd werd om wakker te worden en te vertrekken.
We vertrokken, na alles 2 tot 3 keer gechecked te hebben en geheel soepel en zonder oponthoud kwamen we in Luxemburg. Dat was overigens nog best even spannend, ik wilde namelijk in Luxemburg tanken en sigaretten kopen. Dus ik had al dagen van te voren zodanig ingesteld dat ik precies genoeg brandstof had om daar te komen.
Het was zelfs naar mijn onbezorgde "ik-ken-mijn-auto-we-redden-dit-makkelijk" - instelling toch wat té precies. Of tante Bea zat gewoon gruwelijk met mijn kennisvolle ego te spelen, of ik had me een beetje misrekend, maar we kwamen met nog maar een kleine 1,5 liter benzine aan bij het tankstation vlak over de grens bij Arlon. Ik tankte 53,5 liter en volgens mij is mijn tank 55 liter groot inclusief reserve.
Maar: met 1,55 per liter was het dan ook heerlijk volblaffen. Jammer dat ik maar 53,5 liter kon tanken. En dan natuurlijk de rokertjes. Letterlijk de helft van de prijs. Dat doen we op de terugweg nog eens.
Ik wilde niet in één keer die dik 12 uur rijden. Ben dat niet gewend, voelt niet veilig, ik heb mijn gezin mee dus een overnachting voelt wel veilig. En veiligheid voor alles.
Dus kwamen we uiteindelijk na een goeie 9 uur rijden (het voordeel van met meisjes op stap zijn is dat ze vaak moeten en/of willen plassen, en ik dus kan roken, of andersom) bij ons kleine air-bnb-tje aan, alwaar we door een zeer vriendelijke, doch wat zonderlinge man op werden gewacht. Ik reed er in eerste instantie met een royaal ontbrekend gevoel voor decorum langs, Ilse was oplettender en wees me de weg.
De inrit naar het parkeerplaatsje van ons tijdelijke verblijfje was krapper dan een maagd. Serieus, een bus van 12x2,5 is een eitje om ergens te proppen waar het niet kan.
Dit was steken, en drukken voor gevorderden, mét en of zonder spiegels.
Maar goed, we waren er en onze rust kon een aanvang nemen. Ik waande me helemaal de koning te rijk. Er was daar werkelijk helemaal niks. Niet optimaal overigens met een kind dat meer leven in zich heeft dan er vindbaar is in Parijs op het moment van reizen.
Gelukkig waren we allemaal wat gaar, dus een avondwandeling langs het kasteel(TJE) van het dorp deed ons allemaal goed.
Jente vond allemaal dingetjes waar ze een heus vrolijk gebloemd kunstwerkje van maakte, tot ze een gil gaf van angst en ook wel een beetje van verdriet.
Er lag op de grond een kaal, nauwelijks nog levend vogeljong. Uit het nest gegooid door pa of moe merel. Haar eerste real-life kennismaking met het feit dat de natuur nu eenmaal onmetelijk wreed kan zijn. Pa en moe merel ontdekken dat het jong niet tot de sterksten hoort, en werken hem weg, om zijn broertjes en zusjes meer kans op overleven te geven. Om geen energie te steken in iets dat toch niet levensvatbaar is. Ik moest toch wel wat zeilen bijzetten om te voorkomen dat het kwijnende en stervende vogeljong mee werd genomen en vertroeteld tot.... Soms weet de natuur het gewoon beter. Hoe zielig ook.
De volgende dag was het wegrijden uit dat parkeerplaatsje dus serieus een kwestie van stunten met stuurwielen, draaien om assen waarvan ik niet wist dat ik ze uberhaupt had. De eigenaar van de airbnb stond eigenlijk al klaar om me er achteruit uit de loodsen, maar ik was vast besloten om vooruit weg te rijden. Iets dat nauwelijks succesvol zou kunnen zijn, omdat mijn auto een grotere draaicircel heeft dan een bus, en vele malen onoverzichtelijker is. Maar het lukte, tot verbijstering van nagenoeg alle betrokkenen, mezelf incluis.
De rit naar onze eindbestemming was er één met veel files. En stresskip als ik ben, had ik dodelijk veel medelijden met Bea, die in die onmeunige hitte naar mijn mening veel te hard moest werken. Het was in de zon soms wel 44 graden. Maar die goeie, 17 jaar ouwe Bea deed alles, zonder een krimp te geven. Wat een beest is ze.
We kwamen aan, en werden verwelkomd door een oorverdovend concert van cicades. Verder was het stil. Het was stil omdat er hier weinig mensen zo gek zijn om bij bijna 40 graden heel veel leven te veroorzaken. Men ligt stil, men is, maar verder doet men niks. Helemaal prima.
Ja, behalve ons kind. Dat wilde die dekselse cicades wel eens zien, want de herrie die ze maakten vindt ze helemaal niks. En uiteraard moest er een naam bedacht worden voor ons tijdelijke huisdier: een salamander. Of hagedis. Want die zitten hier in overvloed. En we noemen hem/haar/hun: Evert. Evert de hagedis. De per ongeluk rondspokende kat die we zagen werd "toet" genoemd. En meteen was daar een door Jente zelf verzonnen liedje over Evert de hagedis en Toet de kat.
Er zijn hier overigens ook huisdieren waar we allemaal de levendige schurft aan hebben: muggen. En het zijn geen muggen zoals in Nederland. Nee, de muggen hier zijn klein, en compleet verdorven. Ze zijn geniepig en hun beet is vele malen gemener dan die van de Nederlandse mug. Wat een koleredraken. Echt. Ik zal niet inhouden als ik er één zie (en dat is met hun micro-formaat geen vanzelfsprekendheid) en ze met een woeste slag naar de vergetelheid meppen.
Verder doen we weinig. We proberen wel iets te plannen. Zoals een bezoekje aan een stadje. Een museum. Maar het zwembad lokt ons kind. De airco binnen lokt onszelf. En we hebben vakantie. Stop op de plannen, en genieten van het grote "NIKS MOETEN".  Is voor mij in elk geval een nieuwigheidje.

Over dieren gesproken.
Iets beestachtigs. Om ons van het ongemak van die krengen van muggen te verlossen, toog ik vrijdagmorgen naar de meest dichtbijzijnde apotheek om daar afterbite te halen, die niet over de datum was, en wél goed zou werken tegen de onvermijdelijke bulten die die walgelijke krengen veroorzaken.
Ilse bracht Jente naar het uurtje fröbelen, en ik was eerder terug.
Tot mijn verbazing kwam Ilse alleen terug, en meldde dat mijn vriendje Claus bij de dierenarts was afgeleverd. Hij had zo'n pijn aan zijn pootje. Hij werd onderzocht, en bleek dat er kanker in zijn pootje zat. Niet meer te repareren. Bij zo'n oude kat, die toch al veel mankementen en pijn had, ga je niet ook nog een poot amputeren, terwijl de kanker waarschijnlijk veel verder in zijn lijfje aan het woekeren was.
Pats!!
Boem!!!
Mijn vriendje van 14 jaar, niet eens echt onverwacht, maar toch nog heel erg onverwacht naar de eeuwige katten jachtvelden. Zijn timing kon natuurlijk niet veel beroerder. Wij in het diepste zuiden van Frankrijk, hij in het midden van Nederland. Claus was vanuit het asiel 14 jaar bij me, en maakte me mee in alle hoogte- en diepte punten. Hij was niet in het minst gecharmeerd van dat mormel dat met Ilse mee kwam. Ozzy. En met evenveel walging keek hij naar het jonge kitten dat we in huis haalden, en die het ook niet mocht overleven, ondanks onze verwoede pogingen daartoe en het vaderlijke beschermingsinstict van Ozzy. De wereld was te klein toen we Colette in huis haalden. We hoopten hem een vriendinnetje te geven, hij zag er slechts een praktische boksbal in. Want hij, Claus zelve, was niet alleen terror van de buurt, maar ook koning van het huis.
Met de komst van Jente had hij verbazingwekkend genoeg minder moeite. Hij liet zich er weinig aan gelegen. Hij liet zich sowieso weinig gelegen aan wat dan ook. Hij wás gewoon. Toen Ilse mijn leven kwam verrijken, was hij ook wel zo'n schuinsmarcheerder dat hij meer naar haar trok. Met haar waren knuffels en lieve momentjes veel minder spaarzaam. Maar evenvaak ging hij hooghartig zijn gang. Tenzij het op lekkere (en medicinaal verantwoorde) knabbels, slobbers en voertjes ging. Dan stond hij kwekkend in de gang. Waar Zijne Majesteits voedsel bleef. Overigens: er waren (met name als IK sliep), ook momenten dat hij lekker gezellig bij mij kwam liggen.
Hij werd natuurlijk al wat ouder. Zijn zicht ging achteruit, zijn oren. Hij had het aan zijn schildklier, hij had artrose en hij werd overduidelijk dement. Maar de dierenarts vond nog genoeg pillen in zijn kelder om Claus het leven aangenaam te houden. More or less.
Maar juist als we op vakantie gaan, besluit de kanker in zijn lijfje te gaan woekeren, en euthanasie noodzakelijk te maken. Wat een timing. Wat een intens slechte timing.
Goddank voor mijn schoonouders die elk jaar weer bereidwillig onze mini veestapel verzorgden, en met Claus naar de dierenarts gingen, en daarmee meer lijden voorkwamen. Ze hebben hem (en ja, dat is in onze gemeente toegestaan) op een mooi plekje in de tuin begraven. Wij hoeven bij thuiskomst alleen nog maar het grafje een beetje op te maken.
Ik hoop dat ik niet al te sentimenteel heb geschreven. Tuurlijk ben ik intens verdrietig, want ik heb echt alleen maar mooie herinneringen aan mijn maatje, maar Claus had niet het sentimentele kleffige karakter om er nu heel erg sentimenteel over te moeten schrijven.

En dan is het weer bijna weekend. Ik ben de tijd al zolang kwijt dat ik soms echt moet vragen wat voor dag het is.
Er zullen ons nog echt wel wat avonturen wachten, maar nu eventjes wat rust pakken.
Ik wens eenieder een goed weekend toe.

HANDelingen

 De herkomst of bestemming van de vliegtuigen die ik leeg, dan wel vol rij, is mij niet vaak bekend. Dat is voor het uitvoeren van mijn werk...