woensdag 6 april 2016

Wat rariteiten uit een kabbelend leven.

Zomaar wat rariteiten uit mijn leven.

Sinds ik mijn Citroen C5 (station, met een 2 liter 16 klepper met 136 bescheiden peekaatjes) heb, ben ik weer helemaal citrofiel. Dat op zich zal voor veel mensen al raar zijn. Want Frans en dus onbetrouwbaar en slecht en kut enzo.
Dat is dus niet waar. Ik heb inmiddels 8 auto's versleten, en aantoonbaar waren de citroens de besten. De betrouwbaarsten en de goedkoopsten. En dan reken ik Volvo, Ford, BMW en Nissan mee.
Maar goed, nog steeds heersen oude vooroordelen, en dat betekent dat zelfs met een toch wat burgerlijke auto, ik toch in een redelijk apart model rond rij, hetgeen het straatbeeld wat opfleurt, naast al die zogenaamd perfecte leaseblikken uit Duitsland of Japan.
Wil dat zeggen dat mijn auto perfect is? Nee, het is een auto uit 2003 met 222.222+ kilometers op de teller, dus die heeft inmiddels echt wel wat onderhoud nodig (geen reparaties, maar onderhoud), en op bepaalde punten bepaalt ze graag zelf hoe ze in het leven staat.
Bijvoorbeeld: de automatische verlichting. Leuk. Die kan ik inschakelen. En soms doet die het. Soms ook niet. Vaak doet die het als ik het knipperlicht gebruik. En als ik het knipperlicht weer uitschakel, dan gaat ook het automatische licht uit. Maar goed, aangezien ik toch altijd met verlichting aan rij, is de functie van automatische verlichting aan mij niet zo besteed.
Raarder is het ruitje in de achterklep. Die hoort separaat open te kunnen. Dat doet-ie niet, want dat schakelaartje is stuk (en dat is op 90% van de auto's stuk). Of er zit een draadje los. Prima. Ik vind het persoonlijk een onnodige functie, want ik neem nooit zoveel bagage mee, dat ik het hoog moet opstapelen. (Ik heb geen bagage-rek, dus bij een noodstop zou te hoog opgestapelde bagage over, door en langs Jente, ons en de voorruit vliegen. En dat lijkt me hoe dan ook niet zo wenselijk).
Na de laatste beurt, graaide ik mis, beroerde per ongeluk dat knopje, en tot mijn verbijstering, ging dat achterruitje open. Mijn mond viel los, mijn sokken zakten af, en bijna liet ik Jente uit mijn tengels vallen.
Inmiddels ben ik 2500 kilometer verder, en toch een beetje nieuwsgierig probeerde ik of het ruitje nog steeds open kan. Nee natuurlijk. Ik heb er een foto van, om te bewijzen dat dat ruitje echt, en zonder schade of lompheid open was. Maar daarmee was voor madame Jeanette (zo noemen we onze uitermate comfortabele boot op wielen) de kous af. Bijna letterlijk: poppetje gezien, kastje dicht!

Nog iets raars. Of misschien ook wel niet, oordeel zelf. Of deel ervaringen...
Vanmorgen ging Ilse naar school. En ik blijf dus lekker thuis met Jente. Een beetje de dag ronddrentelen. Wat boodschapjes doen. Wat brood erin. Een beetje spelen met mijn dochter. Tot zover alles leuk en aardig.
De luier die ik vanmorgen wisselde, kleurde wat vreemd rood, en daar ik toch graag zekerheid heb over rode kleurtjes, had ik al bijna de dokter aan de lijn, tot ik me besefte dat we gisteravond rode bietjes hebben gegeten. Goed, tot daar mijn hypochondrie en gerustgesteld gooide ik de hele zaak in de luieremmer. (Luier-emmer, dus niet luie remmer, whatever that may be. Maar ja; kerst-omaatjes bestaan ook niet en bommel-dingen ook niet en toch blijkt dat voor veel mensen verwarrend te zijn).
Enniewee: Jente lekker aan het kuieren door de kamer, allemaal kattenkwaad aan het uithalen waar zelfs Colette nog een heilige bij is, ruik ik toch met enige regelmaat een poeplucht waar je bang van wordt. Jente mee naar de commode, tegen haar zin, uiteraard. Uitkleden, luier open. Maagdelijk wit. Geen spoor van een keuteltje. Ik zweer het. Als dat de windjes zijn van een baby, dan doen babies (met +1 jaar zijn ze dreumes geloof ik, maar baby is minder typewerk) niet onder voor volwassenen. Mannen. Mij. Twintig minuten later weer zo'n tochtvlaag met bedorven-lijken-lucht. Weer Jente oppakken. Nu kon het echt niet anders dan een volle luier zijn. Weer op de commode. En weer gewoon niks in die luier te vinden. Ik heb hem voor de zekerheid maar binnenstebuiten gekeerd, want misschien is die drol gaan lopen. Maar niks...
Haar moeder kan dat ook zo goed. Van die stinkende windjes laten. Haar vader ook, zij het veel bescheidener. 

Er was een hoop te doen over de messensets die je bij 's lands grootste kruidenier bij elkaar kon sparen.
De mensen die regelmatig een kopje ochtendazijn innemen, hadden het over vele duizenden euro's die je moest uitgeven, om uiteindelijk zo'n mes te kunnen krijgen.
Andere mensen kwamen erachter dat die messen veel scherper zijn dan zijzelf, dit door schade en schande. Het zijn dan ook bepaald geen plastic wegwerpmesjes.
De schoonouders hadden voor ons twee van die messen bijelkaar gespaard. En mijn wens was een hakbijl (een vleesbijl) en een antiplak mes. Zo'n mes met van die ovale uitsparingen waardoor de gesneden groente niet aan het lemmet blijft plakken. En dat is voorwaar geen overbodige luxe, want je wil dat lemmet niet echt heel graag aanraken. Het is inderdaad scherp.
Tijdens het gebruik ging alles goed. Zeer goed zelfs. Zonder schade of schande lukte het mij om de piepers en de groente vlot, comfortabel en veilig tot hapbare brokken te reduceren.
Maar ja. Zo af en toe moet er ook eens een afwas gedaan worden.
En met dat mes was ik op dat moment wellicht ook niet al te scherp. Want dat mes sneed zich een weg door mijn afwaskwast. Dus dreven er opzichtig wat rode borstelharen door mijn afwaswater.
Dom 1.
En toen het tijd was voor de afdroog, telde dit gewaarschuwde mens niet voor 2. Want met een gul gebaar sneed dit mes door de theedoek heen, en daarbij sneed hij van mijn vinger een heel erg dun lapje huid. Daar is geen bloed aan te pas gekomen. Geen druppel. Het mes is zó scherp dat echt alleen het opperste laagje huid eraf ging. Dus nu heb ik geen snee in mijn vinger, maar een heel klein deukje, in de vorm van een minuscuul kipfileetje.
Dom 2.

Via vriendje Jurgen heb ik het zogenaamde 'Japanischer Heilpflanzenöl' ontdekt.
Dat is een spulletje waar je letterlijk U tegen moet zeggen, en dient ook met enig beleid gebruikt te worden.
Het is namelijk een zeer zeer, ZEEEEER sterke mintolie. Zo sterk dat het je tong en lippen verdooft als je er te kwistig mee bent.
En het doet ook gewoon een beetje pijn.
Als je verkouden bent, is het heerlijk. Een drupje op je tong, en alles wat ook maar kan ademen, gaat open. Dichte neus? Beetje van dat spul eronder en alle bacillen vluchten in blinde paniek weg.
Maar ook gewoon voor de zomaar. Drupje op je hand, oplikken en snuiven maar.
In Nederland niet te koop, maar in Duitsland wel. Nu was ik daar laatst, en kon het niet laten om een flesje mee te nemen.
Sinds ik aan de CPAP zit, heb ik continu een droge waffel, als ik opsta. De lucht die door dat apparaat geperst wordt, wordt zelfs door de bevochtiger niet dusdanig vochtig dat ik echt lekker met een frisse waffel wakker word. Ik dacht slim te zijn, en gewoon eens te proberen wat die mintolie doet in de bevochtiger van mijn CPAP. Een heel klein bescheiden drupje maar...
Jammer dat dat flesje en ik heel verschillend denken over wat bescheiden is.
Bij het opzetten en aanzetten van mijn masker, kwam die mintolie als een kanonskogel binnen. Kabammmmmmm, hoppetee, ademen kreng! Maar lekker! En vrij en fris ademen. Te gek gewoon. Okee, toegegeven: het is niet voor de mensen met een zwak hartje of psychologische afwijkingen. Maar ik werd wakker met een veel minder dooie mond dan ooit tevoren.

En zo kabbelt het leven rustigjes door.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een weekje niet zo vrij.

 Oeps. Excuses. Een weekje overgeslagen. Maar goed, als je niks te zeggen hebt, is het misschien ook wel goed om niks te zeggen. Ik had zelf...