dinsdag 26 januari 2016

Inzending voor een verhalenwedstrijd.



Defensie en Samenleving. Toevallige ontmoetingen.

Mijn taken als militair-muzikant zijn als volgt: opluisteren van beëdigingen, commando-overdrachten, concerten spelen zowel binnen als buiten Defensie en het spelen van ere-signalen.

Het was juli 2007, en ik was net afgestudeerd aan het conservatorium. Ik mocht mezelf vol trots beroepsmusicus noemen. Maar zonder werk is dat toch een beetje een loze term. Ik moest mijn hele carriere nog gaan opbouwen.
Om toch een beetje de zomer te gaan vieren, besloot ik mee te gaan met een project-orkest. En daar ontmoette ik toevallig een trompettist die tijdens zijn studie reservist-muzikant was bij het Trompetterkorps van de Koninklijke Marechaussee.
Een paar maanden later wees deze jongen mij op een vacature bij het TkKMar, en ik besloot te solliciteren. Zo werd ik dus ineens ook militair-muzikant.

Een conservatorium opleiding is op zich een mooie opleiding. Ze leren je er goed muziek te maken, en je leert er achtergronden kennen van onze cultuur in het algemeen en muziek in het bijzonder. Waar ze echter geen enkele aandacht aan besteden: signalen. Marsen. Marcheren. Toch wel een behoorlijk belangrijke taak van een defensie orkest.
Mijn eerste pogingen tot het lopen op straat en tegelijkertijd spelen, waren niet al te succesvol, al helemaal niet toen dat ook nog eens moest in het ceremonieel tenue, met een klewang die constant alle kanten, maar vooral tussen mijn benen zwaaide. Maar al doende leert men.

Inmiddels ben ik “bevorderd” tot “hoornblazer van dienst”. Dat houdt zoveel in dat als er een aanvraag komt voor een ere signaal, dat ik als eerste er heen ga. Dit kan van alles zijn. Een kleinschalige herdenking bij een monument in hartje Amsterdam. Een te vroeg overleden collega. Een collega die sneuvelde tijdens zijn uitzending. Een reeds lang gepensioneerde veteraan. Of een grootse herdenking, als die van de TA 1951.
Het is dus niet bepaald toevallig, dat ik dat soort ceremonies speel, maar de aanleiding ervan zijn vaak wel heel toevallig.

Het was 2009. Eind februari, en ik was nog lang geen “hoornblazer van dienst”.
Maar het gruwelijke toeval wilde dat toen TA 1951 neerstortte. Een flinke ramp voor veel passagiers, nabestaanden en betrokkenen.
Al snel bleek er behoefte te zijn aan een herdenkingsdienst. En de muziek daarbij zouden wij, het TKkMar, verzorgen.
Het toeval was nog niet uitgejongleerd met alle betrokkenen, want mijn sectieleider, die wél “hoornblazer van dienst” was, had vrij omdat zijn vrouw dat weekend zou gaan bevallen van een (achteraf kerngezonde) jongen. Of ik dus maar tijdens die dienst het signaal “Taptoe infanterie” wilde spelen.









Dat wilde ik wel.
Op de dag van de herdenking (toevallig mijn verjaardag), stond ik vroeg op om me secuur te scheren en mijn beste dagelijkse tenue aan te trekken. Eenmaal aangekomen te Schiphol, werd ik door de commandant apart genomen, om nog even de laatste details en protocollen van de ceremonie door te nemen met de diverse regisseurs.
Ik kreeg te horen wanneer ik moest uittreden, staan en spelen. De regisseur van de omroep wist mij te melden dat er behalve wat leden van het Koninklijk Huis en ministers, er ook andere hoogwaardigheidsbekleders zouden zijn. De ambassadeur van Turkije zou er zijn, en afgevaardigden van Amerika. Oh ja, en ook nog 400 betrokkenen.
En ik moest vooral niet zenuwachtig worden, maar men verwachtte in Amerika 10 miljoen kijkers via de live-verbinding, in Turkije 6 miljoen en in Nederland ook nog eens 2 miljoen.
Ik knikte, en liep samen met de commandant naar buiten om nog even een peukje te roken. Op deze manier werd ik wel heel erg in het diepe gegooid.
Mijn commandant had het er verder niet over, ik beschouw dat als een groot teken van vertrouwen. Wel viel zijn oog op mijn rechtermouw, waar een rare vlek op zat (tot zover dus mijn beste DT). Dat was op (inter)nationale televisie toch even iets dat niet kon. Of ik maar even iemand anders’ jas kon gaan lenen.
Mijn geschooi om een schone jas leverde niet helemaal op wat ik zocht: het toeval wilde dat iemand een potje zwarte schoensmeer voor me had. Dat bleek afdoende te werken.

De ceremonie begon met wat mededelingen, gevolgd door koraalmuziek, toespraken, koraalmuziek, bloemen leggen, koraalmuziek en toen kreeg ik de knik: ik moest uittreden. Mijn immer lieve collega Jurgen siste me nog snel even toe dat ik vooral niet zenuwachtig moest zijn. En daar stond ik. Recht tegenover de Turkse ambassadeur.
Mijn eerste twee noten had ik gespeeld, en ik keek de zaal in. En zag dat de wangen van de ambassadeur nat waren van de tranen. En ook mensen om hem heen hielden het niet droog terwijl ik speelde. Later heb ik vele malen dit signaal gespeeld, en heb ontdekt dat als mensen breken, ze dat doen net na de eerste twee tonen van dit signaal. Altijd op dat punt. Het verdriet, de onmacht, de pijn kwam en komt altijd bij me binnen. Ik kan me daar slecht voor afsluiten, en ik weet ook niet of het een goed ding zou zijn als ik me ervoor zou afsluiten. Het maakt het spelen niet makkelijker. Maar misschien juist daarom dat ik het wel goed kan brengen. Door me in te leven, en door mee te leven. Ondanks dat ik de betrokken mensen vaak nooit eerder gezien of ontmoet heb.

De ceremonie was afgelopen, en met toch wel wat adrenaline in mijn aderen, wandelde ik naar buiten. Ik wilde toch best wel een peukje. Om uit te stomen, letterlijk en figuurlijk. Samen met wat collegae stapte ik naar buiten, leunde tegen een muurtje, zette mijn pet af en ging met mijn mouw over mijn voorhoofd om het zweet af te wissen. Dit tot grote hilariteit van mijn collega’s die mij in één zwierige zwaai van mijn arm zagen veranderen in een half afgemaakte Zwarte Piet. Glad vergeten dat ik mijn mouw had zwartgemaakt met schoensmeer. Ik weet nu ook waarom die vlek er in eerste instantie in zat.

Tegenwoordig ben ik de “hoornblazer van dienst”, een term die strikt genomen onjuist is, want signalen worden al heel erg lang op (signaal)trompetten gespeeld. De ontmoetingen die ik in die hoedanigheid heb, zijn eigenlijk altijd willekeurig, en emotioneel heel heftig. Mensen zien je liever niet, want het betekent maar één ding: afscheid en verdriet.
Maar het is een taak die ik graag vervul.
Niet dat ik likkebaardend naast mijn telefoon zit te wachten tot ik weer eens een begrafenis of crematie mag opluisteren, zo is het niet. Maar iemand de laatste en zeer verdiende eer geven, is ook voor mij een eervolle taak.
Bijdragen aan een waardig afscheid. Nabestaanden en betrokkenen een afsluiting mogen geven, en wellicht zelfs een heel klein beetje troost, door die ogenschijnlijk “simpele” noten. Dat is een mooie taak, waar ik geheel toevallig ben ingerold, en waarvan ik hoop dat ik hem nog lang mag vervullen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Stoelen, mieren, oorlog en gekwek

Onze nieuwe stoelen zijn gearriveerd. Dat is een paar weken eerder dan de beloofde leveringsdatum, en daar kunnen heel wat grotere bedrijven...