maandag 19 november 2018

Zul je minder over me denken?

Als mensen vragen hoe het gaat, kun je 2 dingen doen.
1) "Het gaat goed". En dan over tot de orde van de dag. Vaak voelt dit sociaal wenselijk. En vaak ook het makkelijkste, want je hoeft dan niet uit te leggen waarom het eventueel niet goed gaat.
Dat dat in wezen een energie-rovend antwoord is, komt pas veel later in je op. Je bent namelijk op een negatieve manier toneel aan het spelen.
Dit mocht ik ervaren in de periode tot en tijdens 2012, toen ik 2 huishoudens moest runnen. Alleen vrienden en directe collega's wisten het. Maar verder. Sociaal wenselijk doen, want ik heb niet echt het idee dat een voorbijganger, of (vage) bekende heel erg op je levensverhaal zitten te wachten. Of er zelfs maar tijd voor hebben.
2) "Het gaat niet goed", en dan hopen dat de vrager niet van spijt zijn tong afbijt, want hij/zij had niet echt gerekend op een droevig levensverhaal. En dan twee mensen onbevredigd achterlaten. Of zo.

Het gaat goed. Alweer een klein half jaar is dat mijn antwoord in de meeste "koetjes-en-kalfjes-gesprekken" die ik voer.
Het gaat op zich ook wel goed. Ik heb een heel erg toffe baan op Schiphol, waar ik veel en vriendschappelijk met mijn collega's optrek. Het werk is leuk, en na de werkdag flikker ik de bus op zijn plek en ga ik naar huis. Fluitend erheen (niet letterlijk, want de vroege uurtjes blijven voor mij iets buitenaards, en voor ik daadwerkelijk mensen kan ontvangen in mijn bus, moet en zal ik meer koffie slurpen dan medisch gezien verantwoord is), en fluitend naar huis. Weer een gezellige dag met toch wel hard werken achter de rug.
Ik heb een leuke baan bij de kapel. 
Maar...
Het gaat stiekem toch niet zo goed. Ilse zit nu alweer een geruime tijd ziek thuis, en doet haar uiterste best om haar burn-out te boven te komen. Dat is geen sinecure. Energielevel om van te janken. Een soort van oplaadbare batterij, die maar niet boven de 40% wil opladen.
En dus komt er, los van mijn werk, nogal wat werk op mijn bord. Als ik thuiskom van een lange dag sturen of spelen, moet ik (als ik pech heb) nog koken. Vaatwasser inruimen (really: wij doen wat fout. Elke dag moeten we de vaatwasser compleet dichtmetselen om alle afwas erin te krijgen), troep opruimen.
En wat me nog het meeste verdriet doet: als ik thuiskom, en Jente helemaal blij op me afrent om te knuffelen en te stoeien, moet ik serieus alle zeilen bijzetten om mijn tandvlees (waar ik heel de tijd op liep) op te rollen, en haar even de aandacht te geven die ze verdient. Waar ze recht op heeft. En dan dus neerzakken op een stoel. En dan moet ik dus vaak mezelf net ff te streng toespreken: Jente kan er niks aan doen, ze is pas 3.
Ilse doet keihard haar best, en ik verwijt haar uiteraard niks. Ziek is ziek. En alle lof voor haar, dat ze ondanks haar eigen burn-out, haar best doet om te doen wat ze kan. En toch te re-integreren. Maar ik merk, net als in 2012 dat twee banen, 1 huishouden en de zorgen om mijn zieke vrouw bij mij ook zijn tol beginnen te eisen.
Toen mijn moeder aan het overlijden was, had ik dit ook. Hoewel: blijkbaar (en helaas kan ik die vergelijking maken) minder heftig als nu. Wellicht omdat het nu om mijn eigen gezin gaat. De vrouw van wie ik hou, en mijn dochter op wie ik stapelgek ben. Toch letterlijk en figuurlijk dichterbij, want als ik van Limburg weer naar huis ging, kon ik deels gewoon de deur achter me dicht flikkeren.
Dus moet ik toegeven dat ik van mijn eigen situatie in 2012 bitter weinig geleerd heb. Of in elk geval te weinig heb zien aankomen, dat ik bij dit soort toch wel maximale belasting het niet helemaal zelf kan. En dus ergens wat tools, tips, tricks vandaan moet halen, om nog eventjes door te zetten.
Door te zetten voor mezelf, voor Ilse en voor Jente. Maar ja... Hoe dan?

Het is dus een worsteling hier thuis. Om overeind te blijven.

Ik heb ooit bewust de keuze gemaakt om mijn lesgeven in te ruilen voor een baan op Schiphol. Dat heeft me niet meer tijd opgeleverd. Wel meer financiele ruimte. Hoewel... De salaris-omstandigheden blijven hetzelfde: niet werken, is niet verdienen.
En in principe werk ik als chauffeur meer uren, dan als docent.
Dat ik met die ruil blijkbaar en verbazend genoeg toch ook ongemerkt mijn carriere als freelance trompettist opgaf, viel me later pas op, toen mijn agenda wat dat betreft leeg bleef.
Zó leeg, dat ik na veel nadenken toch maar mijn piccolo-trompet verkocht heb. Ik speel er toch niet meer op.
Niet zonder weemoed heb ik het ding weggedaan. Geen Bach meer. Geen Haendel meer. Toch een hoofdstuk van mijn leven dat afgesloten lijkt. Ik hou de deur op een kier, maar moet realistisch zijn. Met de hoeveelheid studenten die conservatoria op de steeds krapper wordende markt uitbraken, zal dat er ook niet beter op worden.
Maar aan de andere kant: ook geen handengewring omdat ik die snabbels toch wel nodig heb om het einde van de maand te halen. Geen snabbels meer waarbij je boekhoudkundig toch wel erg optimistisch, of gewoon erg dom moet zijn, om jezelf voor te houden dat je na aftrek van de reiskosten en belastingen, meer verdient dan een gemiddelde vakkenvuller van 13 bij de lidl.
Wel levert dit me de mogelijkheid op om de leuke dingen met meer plezier te doen. Filmmuziek, operette. Dat betaalt ook niet denderend (of zelfs helemaal niet) maar het kan allemaal wel. Omdat ik er niet meer van afhankelijk ben.

Kortom: veel om over na te denken, als ik er de energie voor heb. En ik hoop snel een paar handvaten te hebben om te voorkomen dat ik straks finaal door het ijs ga.
Zou erg fijn zijn.
Gelukkig heeft Ilse iets, waarmee ze me heeft aangestoken: een soort van blijmoedigheid om het toch een beetje te accepteren.
Een soort van Luctor et Emergo 2.0

Bed roept.



 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een weekje niet zo vrij.

 Oeps. Excuses. Een weekje overgeslagen. Maar goed, als je niks te zeggen hebt, is het misschien ook wel goed om niks te zeggen. Ik had zelf...