Ons huisje.
Voorlopig heeft het als werktitel: "Domaine du Jean Pierre".
In het Frans, want we zijn nu wel chique landeigenaren.
En het klinkt toch beter dan: We leven als in een huishouden van Jan Steen, en dat nemen we er mee heen. Of zo.
Het was al een uitgewoonde bende toen we het kochten, en het tuintje is op zijn zachtst gezegd niet van iemand geweest die veel plezier of talent had in en voor tuinieren. Vreemd. Want je koopt zoiets toch om juist te gaan tuinieren, zou je zeggen. Of zou er meer achter hebben gezeten?
Toen we met de verkoper in gesprek waren, woonde er iemand die er wat wilde ideeën op nahield wat hygiene betreft.
De man had een enorme hoeveelheid schoonmaakmiddelen in het huisje staan. Waarschijnlijk dacht hij dat als je maar genoeg van dat spul hebt, je hut op magische wijze vanzelf wel schoon wordt. Dat is een misvatting, getuige het feit dat na een week schrobben, soppen, boenen, bezemen, poetsen en lappen, het huisje nog steeds niet helemaal af is. Ja, of de beste man was van plan om een exotische, doch vuile, maar zeker weten erg krachtige bom te maken. Dat zou zeker kunnen, gezien de spectaculaire hoeveelheid.
Langzaam maar zeker wordt het echter wat, en gelukkig zijn Ilse en haar moeder onverdroten in hun harde werken om het leefbaar en "ons" te maken.
Ondertussen zit ik niet stil.
Samen met mijn schoonvader zijn we een soort van transportbedrijf in tuinafval begonnen. Karrevrachten vol takken, struiken, wortelen, bladeren, stronken, stenen en andersoortige troep voeren we af naar de daartoe bestemde houtwallen en takkenbossen. Die worden eens in de zoveel tijd ter plaatse versnipperd, en die houtsnippers nemen we op de terugweg weer mee. Want daarmee gaan we de hardnekkige, lelijke, ongewenste entiteiten die de bodem hebben overgenomen te lijf.
En zo langzamerhand komen we op het punt dat we de jungle geen jungle meer hoeven te noemen. Onontgonnen gebied. Misschien dekt dat de lading wat beter. Ik zie gras, ik zie kruiden. En zo her en der zelfs een plant die ik wel wil houden.
Maar uiteraard: ik wil mijn spade de grond in rammen om die plant er netjes uit te halen, om hem te verplaatsen, ligt er een tegel vlak naast, en dreunt de klap tot in mijn diepste vezels door. Zo hard dat mijn vullingen in mijn kiezen nog uren na trillen. Godver.
Zo'n fantastische dooie mus die ik voor mijn kiezen kreeg: één van die bodembedekkers is wilde aardbei. Dat wilde zag ik even niet, mijn schoonvader hielp me uit de droom: die dingen zijn niet te vreten.
Een andere dooie mus, was niet zozeer een mus maar een aalscholver. Beest was heel groot. Heel erg gemummificeerd geraakt en hartstikke dood. Zag er nogal gruwelijk uit. Mijn schoonvader wierp het ding achteloos onder de conifeer, maar later realiseerde ik me dat als Jente dat ooit vindt, we een hele klus krijgen aan het afbellen van alle hulpdiensten. Dat kind gaat het waarschijnlijk dusdanig op een krijsen zetten dat iedereen van wie de trommelvliezen niet meteen ontsnapt zijn, gelijk de politie, kinderbescherming, brandweer en explosieven opruimingsdienst belt. (Die laatste is gezien de hoeveelheid chemische goedjes voor de grondige explosievere schoonmaak, misschien de enige die nog enigszins nuttig zou kunnen zijn).
De kikkers en salamanders waren, tot wij eigenaar werden, eigenlijk heer en meester over de vijver maar sinds onze komst, heb ik het idee dat ze enorm de schurft aan ons hebben. We hebben de vegetatie rond de vijver weg gekapt, de ergste troep eruit gevist, en dat heeft hun leefomgeving danig overhoop gehaald. Voeg daaraan toe dat ik meermalen bijna op zo'n kikker ben gaan staan, en u kunt zich voorstellen dat ze me met veel misnoegen aanstaren, vanuit het water.
Een veel minder dooie mus, simpelweg omdat het beest van tin is gemaakt: een asbak in de vorm van een eend. Nu weet ik al een hele poos wat je allemaal met eenden doen kan. Eendenpaté. Eendenborst op zijn Frans, pekingeend op zijn Chinees, dox op zijn Surinaams. Allemaal ernstig lekker.
Markies de Sade bedacht weer heel andere dingen die je met een eend kan doen, ik zal geen beschrijving geven, dat mag u zelf opzoeken.
En uiteraard: in Nederland rijdt zeker volk in een eend.
Een asbak echter kende ik nog niet. Wel leuk: je trekt dat beest uit elkaar, gooit je peuk erin, en met een beetje goeie wil, zie je nog een sliertje rook uit zijn achterste komen, voordat de peuk dooft. Toch nog een beetje markies de Sade?
Die asbak is deel van de inboedel die we overnamen. En die inboedel is een soort van schatkist op zich. Enorm veel zooi die je na vluchtige inspectie weg sodemietert, maar qua gereedschap bijvoorbeeld is het serieus een enorm goeie koop geweest. Van elektrische heggenscharen en overig gereedschap van A+kwaliteit tot handgereedschappen die nieuw nagenoeg onbetaalbaar zijn. En veel in duplo of zelfs triplo. Onder het motto: "Ouwe meuk is leuk" zijn we gelukkig nog niet eens op de helft van het uitzoekwerk. Want ik ontdek steeds meer prachtige meuk. En bruikbare zaken. Het zou me niet verbazen als we onder alle tinnef de verloren gewaande kelk van Jezus zelf terugvinden. Of zo.
De eerste dagen dat we er mee bezig waren, was ik voornamelijk bezig met het eindresultaat. En hoe en wat. En het perfecte plaatje. En langzaam besloop me het gevoel dat we ons veel te veel op de hals gehaald hadden. Dat dit nooit zou lukken binnen twee weken. Dat dit een kansloze zaak zou kunnen worden. Ten slotte: heel veel ervaring, kennis en kunde hebben we niet.
Het was vooral mijn schoonmoeder, die me op treffende wijze met twee voeten op aarde terug zette: gaat niet gebeuren, niet dit jaar. Niet volgend jaar. En ik moest vooral stoppen met daarnaar streven. Alles op zijn tijd. Een project per keer. En niet perfect, maar leuk om te doen. En zo, dat je er lang van kan genieten. Tijdens de afbraak van wat er is, tijdens de opbouw en tijdens het resultaat.
Ja. En zo moet het zijn. Mijn opvoeding van perfectie, want minder is de moeite niet, zit me vaak in de weg. Maar dit domeintje, hier kan dat. Hier mag dat.
Dus nee, het wordt geen tuin voor in de tijdschriften. Rob Verlinden zal hier zijn rimpelige neus voor ophalen. Maar gelukkig is het er wel één voor in deze blog.
Mijn kruidenhoek, Jente's kruidentuin, de vijver met het waterstroompje, mooie planten, die een lust zijn voor het oog, afgewisseld met planten die een lust zijn voor de mond. Een plek waar we hopenlijk ooit kunnen genieten van egels, kikkers, vosjes, een ree en het gekwetter van vogels en het gezoem van bijen. Dat moet het worden.
En morgen is ook goed. Of overmorgen. En als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. En dat laatste wordt het, want er hoeft geen moeten te zijn.
Dat is wennen voor me, maar een prima oefening in loslaten van controle. Loslaten van het perfecte plaatje.
In groep 7 had mijn klas de "grapjesmeester". Meneer de Rooy. Leen de
Rooy. Een expert in dammen, een expert in op een leuke manier de klas
zover krijgen dat we zouden doen wat hij nodig vond. Enorm streng als
het moest. Maar over het algemeen ging er geen uur voorbij zonder dat
hij een grapje maakte.
Veel van geleerd, van die man.
Maar hij las ons ook voor uit de kinderboeken-serie "de Kameleon" van Hotze de Roos.
De
hoofdpersonen beleefden al hun avonturen in overal's en een petje.
Blauwe overal's. Als ze blauw bleven, want de hoofdpersonen belandden
nogal eens in het water, de modder of overige ellende waardoor het blauw
van hun overal niet meer als blauw herkenbaar was.
Het was een prachtige boekenreeks, naar mijn mening één van die dingen die vroeger wél beter was.
Maar
goed, toen het klussen kon beginnen, trok ik een paar kledingstukken
uit de kast, welke ik weinig meer droeg. Waar rare niet meer te
verwijderen vlekken in zaten, en waarin ik me dus niet publiekelijk meer
kon of wilde vertonen.
Dat kabbelde een dagje voort, tot ik van
mijn schoonvader een pakje kreeg. In het cellofaan zat een blauwe overal
uit de jaren '50. Ik wist niet eens dat ze ze nog maakten. En inmiddels
heb ik dat ding dus aan als ik bezig ben met scharrelen in en om het
hutje. Dagelijks. Ik loop er dus bij als een van de hoofdpersonen uit de
Kameleon.
Pet op mijn knar, en slepend met dat wat er te slepen valt. Alleen de boot ontbreekt dus.
De
kleding die ik had uitgekozen om te verraggen tijdens het klussen,
blijft dus min of meer in dezelfde conditie, en inmiddels ben ik tot de
conclusie gekomen dat één van de broeken die ik had uitgekozen voor dit
lot, dusdanig wijd is geworden dat ik er samen met Jente in pas, en dan
is er nog ruimte voor Colette om ongehinderd op en neer te klauteren.
Wanneer, waar en hoe ik die extra kilo's aan Marnix ben verloren mag
Joost weten, dat is niet tijdens het klussen gebeurd.
Toch even zeuren: ik wist uiteraard best dat het een behoorlijk helse klus zou worden. En ondanks dat morgen ook best is: de klusjes waarvan ik dacht dat het "een uurtje" zou duren, nemen veel meer tijd in beslag. Erg is dat niet. Waarom ook.
En als het niet Ilse, of mijn schoonouders zijn die me terugfluiten als ik te snel wil, dan heb ik nog een 4e persoon die me hardhandig wijst op het feit dat het allemaal wel in een versnellinkje lager kan: mijn lichaam.
Na een dagje genoeglijk klussen, en mezelf lekker negerend, komt er een moment dat mijn lijf me niet meer te missen signalen stuurt dat het klaar is. Mijn schouders, mijn knieën, mijn onderrug: ze schrijnen allemaal. Ik maak bewegingen waar mijn lijf na decennia van winterslaap, simpelweg niet meer op rekende. Verbijsterd moet mijn lijf totaal nieuwe bewegingen ondergaan en soms simpelweg opnieuw leren. Totale verstijving van sommige ledematen is regel en geen uitzondering meer.
Om vervolgens verontwaardigd te moeten constateren (én ondergaan) dat mijn hoofd gewoon nogmaals zo'n beweging wil, teneinde dat project tot een geslaagd einde te brengen.
Dus mijn lijf lijkt me vaak stomverbaasd aan te kijken, en moet dan maar morrend akkoord gaan met het enige dat ik kan verzinnen om er tegenover te stellen: een hete douche.
Maar ja, laat ik het zeuren even relativeren: dat komt nu eenmaal bij zo'n project. En ik moet ook zeggen: het is voor mijn zielenrust een erg goede oefening is loslaten, en leegmaken. Ik kan even alledaagse stress en prikkels gewoon loslaten en verliezen in het klussen. En nu al merk ik dat dat dus wel enorm goed werkt. Ik gok erop dat er een moment komt dat mijn lichaam snapt dat mijn geest dat nodig heeft, en eraan gewend raakt.
Ik schreef nog niet zo gek lang geleden hoe ik in het ziekenhuis mijn trouwring van mijn vinger verloor, die tijdens het afdrogen van mijn handen, enthousiast rinkelend, op zoek naar de vrijheid, in de houder van de toiletborstel verdween. Best ranzig. Best deuzig.
Een dergelijke stunt haalde diezelfde trouwring met me uit, toen ik na het handen wassen mijn handen droogde, en mijn ring van mijn vinger in de gereedstaande prullenbak flikkerde.
Lang leve het medicijn dat mijn bloedsuiker op acceptabele waarden houdt, maar mijn eetlust tot ver onder het vriespunt doet zakken. Mijn vingers worden dun als "haricots verts" (gewoon een trucje om te klein geoogstte sperziebonen voor grof geld te verpatsen).
Omdat ik toch enigszins ongemakkelijk werd van het idee om met mijn handen in de tuin te graven en dan ergens onder de knoflook of salie mijn trouwring ongewild te begraven én omdat één van mijn zegelringen voor het gemak ook maar mee ging doen met deze bespottelijke ontsnappingspogingen, ging ik mijn licht opsteken bij een juwelier. De man bood aan om mijn ringen te verkleinen. Zul je net zien. Zijn die ringen weer enigszins pas om mijn vingers, komt er toch weer gewicht aan en moet ik met lede ogen toezien hoe die ledematen langzaam afgekneld worden. Dus dat vond ik een wat weinig zinvolle excersitie.
Ik wilde in eerste instantie iets hips. Iets van leer en hout of steen. Maar dat werd me ontraden. Want zo'n ring daar omheen zou het leer vrij snel verslijten. Dus toch zilver.
Een zilveren ketting, en daar mijn ringen maar omheen, wachtend tot ik weer wat aan kom.
Een kadootje voor mezelf. Want de ketting is op zich best nog aardig gelukt.
Is ook wel aardig van levensbelang.
Mannen die hun trouwring niet omhebben, zijn dus voor het oog niet getrouwd en kunnen schuinsmarcheren. En zodra hun echtgenote daar dan achterkomt, is het einde oefening. Meestal in een (v)echte scheiding, soms eindigt de man onder de zoden.
En zul je net zien: heeft Ilse mij koud gemaakt omdat ik mijn trouwring verloor, vindt ze tijdens het graven van mijn graf onder de knoflook die trouwring weer terug. Toch wat ongemakkelijk voor alle partijen.
Hoe dan ook: dit alles weer aan het wereld wijde web te hebben toevertrouwd, wens ik eenieder een goed weekend toe.
vrijdag 17 oktober 2025
Domaine du Jean Pierre
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Domaine du Jean Pierre
Ons huisje. Voorlopig heeft het als werktitel: "Domaine du Jean Pierre". In het Frans, want we zijn nu wel chique landeigenaren....
-
Het marsenboekje. Een lullig plastic ding, met hetzij marsen erin, hetzij koralen. Een beetje afhankelijk van het soort dienst dat we moeten...
-
Het reizen met de trein begint me steeds beter te bevallen. Niet in de laatste plaats omdat ik minder geld via de benzinetank zie verdampen...
-
Ik schrijf vaak over pareltjes van het platform. Dat kan positief en negatief zijn. De negatieve pareltjes, noem ik dus ook cynisch "pa...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten